“We’re gonna heal the planet”, verkondigde Dave Douglas voor hij z’n laatste stuk inzette. Een hyperbool, maar het zegt misschien wel iets over de gretigheid waarmee de trompettist op de Gentse podia blijft verschijnen. En je zou voor minder, als je keek wie hij had meegebracht. Het Gifts Quintet speelde een uitstekend eerste concert.
Douglas maakte meteen ook duidelijk dat het te vroeg is om op z’n lauweren te rusten en steeds opnieuw dezelfde plaat tevoorschijn te halen. Op zijn nieuwste release Gifts – uit in april, maar te verkrijgen na het concert – omringt hij zich dan ook met een band die je bezwaarlijk doorsnee kan noemen. Gitarist Rafiq Bhatia en drummer Ian Chang maakten hiervoor vooral grote sier met de avontuurlijk experimenterende indierockband Son Lux, terwijl hij ook de meest productieve, in het oog lopende saxofonist van het moment ingelijfd had: James Brandon Lewis. Op papier al meer dan overtuigend genoeg, maar dan kwam er voor de Europese tournee die van start ging in Gent ook nog eens celliste Tomeka Reid bij.
Geen gebruikelijke combinatie van persoonlijkheden en van meet af aan werd ook duidelijk gemaakt dat hier geen traditionele jazz te bespeuren was, ook al dook de band een paar keer in de nalatenschap van een van de grote jazzcomponisten van de 21e eeuw. De hedendaagse toets kwam vooral van Bhatia en Chang, hedendaagse muzikanten die hun instrumenten graag invullen met laptops en extra tools, kleuren met effecten en loops, waardoor de muziek meer dan eens een onheilspellende, lichtjes industriële tint kreeg. De statige start werd meteen bedekt met een ruislaag, die de muziek uit de club en de fabriek in jaagde.
De band zou met steeds meer zelfzekerheid een soort spreidstand opzoeken tussen aardse grooves en etherische geluiden, tussen iets dat vaag voelde als swing of funk, maar dan in gecamoufleerde versie. Maar dan maakte je de bedenking dat Douglas als instrumentalist ook zo moeiteloos tussen die stijlen slalomt. Een stuk met een krachtig stotende Reid ontpopte zich plots tot “Take the “A” Train”, een van de Bily Strayhorn-stukken die Douglas ook onder handen nam op het album. Bhatia en Chang bleven elkaar lekker uitdagen terwijl het stuk haast een geüpdatete polyfone New Orleans-zwier kreeg. Verderop werd dan weer nauwer aangesloten bij de verbasterde Americana van Hank Roberts of Erik Friedlander, met een trage wals en gesamplede percussie.
Een ontbeende blues die prompt tot op het bot ging werd meteen warm ontvangen, maar ook weer gedeconstrueerd voor het makkelijk kon gaan scoren. Wat volgde was het meest open stuk van het concert en James Brandon Lewis die voor het eerst écht op de voorgrond trad met de epische grandeur die z’n handelsmerk geworden is. Bijna ontspoorde het hier, maar een tweede Strayhornstuk, “Blood Count” deze keer, hield alles op de rails na een donkere, meeslepende aanloop. Recentste single “Seven Years Ago”, een verwijzing naar de inhuldiging van Trump, zorgde voor een knappe finale die lyriek en energie mooi in evenwicht hield en terecht voor een genereus applaus zorgde, waarna een bis volgde met Lewis die er snel nog een van de knapste solo’s van het concert aan toevoegde.
Het was een avond die niet alleen aantoonde dat Douglas nog lang niet klaar is om de makkelijkste koers te kiezen (ook via Greenleaf Music toont hij zich een modern, onvermoeibaar artiest die nauw in contact blijft met zijn publiek), maar ook eentje die een breder publiek liet kennismaken met enkele van de avonturiers van een jongere generatie. Niet door ze uit te spelen als jokers, maar ze te laten renderen in een hechte, gelijkwaardige band. En ook dat is genereus.