De rest van GOOSE is al jarenlang met eigen projecten in de weer, van frontman Mickael Karkousse hoorden we tussen de groepsplaten in niets. Met debuut Hello komt daar eindelijk verandering in, maar vanzelf ging dat niet. “Iets onder mijn eigen naam maken bleek moeilijker dan gedacht.”
enola: “Hello”, Mickael? Wij kennen je toch al lang?
Karkousse: (lacht) “Klopt, maar het was een dingetje waar ik al langer mee in mijn hoofd zat nadat ik de film 28 Days Later zag, waarin iemand na de zombie-Apocalyps wakker wordt in een ziekenhuis. Hij trekt de straat op, maar merkt dat heel Londen leeg is. En zo loopt hij daar, ‘Hello! Hello?’ roepend. Daar kon ik iets mee, en in de studio is het er uit gekomen.”
“Eigenlijk zou het een instrumentale track worden, maar in de studio bleven we er maar elementen aan toevoegen. En dan drong zich toch een stem op, en kwam dat ‘Hello’ er uit. Je mag het dus meer zien als ‘Hallo, is daar iemand?’ dan als ‘Hallo, aangename kennismaking’. Ach, eigenlijk mag iedereen van mij er in lezen wat hij wil. Ik vond het gewoon een tof, positief woord, voor een positieve plaat. Ik vond het grappig om mezelf dat woord toe te eigenen, al is het ondertussen zo geworden dat ik het ondertussen probeer te vermijden. Het werd te gimmicky: als ik ‘Hello’ zei, voelde het al alsof ik aan het performen was. Belde ik met mijn producer, zeg ik ‘Hello’, antwoordt hij ‘Hello, hello’. (lacht)”
enola: Van je solodebuut, de EP Where Do We Begin, zeg je nu dat het een zoektocht was. Is alles met Hello op zijn plaats gevallen?
Karkousse: “Het zal altijd een zoektocht zijn, hoor. En dat had ik niet zien aankomen. Iets in eigen naam maken viel me in het begin moeilijker dan ik dacht. Ik verwachtte niet dat ik zo diep en persoonlijk zou gaan. In het begin stond ik er zelfs niet bij stil. Ik maakte gewoon muziek. Als dat onder je eigen naam gebeurt, kijkt iedereen in je richting voor alle antwoorden. Maar er zijn altijd meer vragen. Ik ging mezelf veel meer bevragen, en dat was … heel interessant. Ik heb mezelf zo beter leren kennen.”
enola: Op welke manier?
Karkousse: “Ik heb vooral beseft dat ik iets kan. Door jaren deel van een groter geheel te zijn geweest, was ik dat wat kwijt. Ik heb altijd als lid van GOOSE geschreven. Dat was groepswerk, een kwestie van uitwisseling. En soms bracht ik of iemand anders dan wel een idee mee, maar dan werd dat opnieuw geïnterpreteerd. Het bleef niet van jou. En in die manier van werken kun je je heel snel gaan verbergen. Je gaat op de passagierszetel zitten, geeft je nummer af, en ziet wat er van komt.”
“Als ik dit aan mensen zeg, hoor ik altijd ‘je hebt imposter syndrome’, en dat vind ik vooral heel trendy om te zeggen. Ik weet niet zo goed wat ik daar mee aan moet. Maar zo is het wel gegaan: iets beginnen, denken dat ik het niet kan, en dan er toch iets van maken dat een zekere waarde heeft. Dus ja, dat bedriegerscomplex… Ik vrees dat ik schuldig moet pleiten. Of het nu met GOOSE is of op mezelf, elke keer ik in de studio herbegin – aan een nummer of een volledig album – is dat met het gevoel ‘misschien kà n ik dit helemaal niet!’ Maar ik doe het toch, en verwonder me dan over het eindresultaat. Dat is wel plezant, want ik voel wel dat ik blijf evolueren. Mijn manier van werken is verbeterd, mijn songschrijven en melodieën ook. Daar ben ik wel blij mee.”
enola: In de biografie vertel je dat je je afvroeg hoe je iets kon maken dat geen GOOSE is. Was het dan wel nodig om iets voor jezelf te maken?
Karkousse: “Euh… Ja, goeie vraag. Meestal als de zanger van een groep een solo-uitstapje maakt, is het omdat het niet botert in de band. Bij GOOSE zit het verhaal wat anders in elkaar, omdat iedereen daar ook met zijn aparte projecten bezig is. Dat geeft ons zuurstof om terug naar de groep te komen. Zie het als een relatie: we moeten al eens op reis gaan met een ander om terug thuis te komen en weer verliefd te zijn op ons lief. Zo is het bij ons muzikaal. Dave doet het met filmmuziek, Bert maakt ook soundtracks en heeft zijn project B1980, Tom producet en is livemuzikant bij anderen… Het is een situatie die door de jaren heen zo gegroeid is, en die het nu fris houdt voor ons. We willen ons liever niet laten opslorpen door maar één, groot project. GOOSE is nog altijd een flink stuk van ons leven, maar het mag ons leven niet overnemen. We zijn ook individuen, die apart plaats nodig hebben.
enola: Als je het zo uitlegt, heeft het dan weer lang geduurd voor jij zelf een eigen project op poten zette.
Karkousse: “Dat is waar. Ik kon het onderscheid moeilijk maken. Als ik muziek maakte, waarom zou dat dan niet voor GOOSE zijn? Ik vond de sleutel niet wat ik dan zou maken. Tot ik op Tomorrowland aan de praat raakte met (regisseur, red.) Bilall Fallah over filmmuziek. Ik realiseerde me dat hoe ik schrijf veel gemeen heeft met een soundtrack maken. Ik maak klank bij beelden voor mijn ogen, bij wat een scenario voor een scène zou kunnen zijn. Zoals Sophia Coppola popnummers gebruikt dan wel: in hun geheel, bijna als een videoclip. Toen kreeg ik het idee om daar vol op in te zetten, dat dat mijn richting kon zijn. Ik heb op die manier de EP Where Do We Begin geschreven, en dat klonk als wat mensen soms vergeten dat GOOSE ook heeft: een zachter geluid. Ik ben die romantischere kant van mezelf gaan opzoeken, en koos voor een melancholische trip.
Dat was de EP. Voor het full album besliste ik dat idee dat mensen van GOOSE hebben los te laten, en gewoon als mezelf nummers te maken. Soms sloeg de slinger immers door. Zeker in het begin deed ik aan zelfcensuur, al was het maar om niet in de weg te lopen van GOOSE. Het moest toch ook weer duidelijk anders zijn. Nu doe ik dat niet meer. Als er iets meer uptempo bij zit, dan is dat maar zo. Het klinkt sowieso altijd anders, maar er is ook altijd een link met de groep. En dat trek ik me niet meer aan. Ik ga mezelf niet forceren anders te klinken, gewoon om iemand anders te plezieren. Ik probeer nu gewoon eerlijk te zijn met de luisteraar.”
enola: Hoe bedoel je dat?
Karkousse: “Ik heb met die eerste EP, maar ook met Endless, de laatste van GOOSE, gemerkt dat ik op een andere manier ben gaan schrijven. Ik was gewoon vrij cryptisch te schrijven, omdat ik er van uit ging dat wat ik zong voor ons vieren moest kloppen. Ik ging het persoonlijke dus wat uit de weg. Door solo te werken, sijpelde dat leven toch in mijn nummers, en dat vond ik eigenlijk heel bevredigend. En eerlijker ten opzichte van mezelf. Ik moest niet doen alsof ik iemand anders was. Dat is leuk als je jong bent. Dan sta je met plezier op de barricades te acteren dat je on top of the world staat. Dat zit er nog altijd in, hoor, maar gaandeweg wil ik ook iets anders laten zien.”
enola: Je werkte opnieuw, net als voor je EP en voor Endless, met Victor Le Masne. Is hij op weg je vaste partner te worden?
Karkousse: “We werken in elk geval erg goed samen. Ik ben zelf half Frans, een groot stuk in mij voelt hem erg goed aan. Alsof we neven konden zijn. Er is een heel grote vertrouwdheid tussen ons. We voelen ons op ons gemak bij elkaar en communiceren erg vlot. Daardoor werken we ook heel snel. Met een blik weten we wat de ander bedoelt. Vaak zitten we naast elkaar terwijl hij aan een arrangement werkt, en dan speelt hij iets op de piano en moet ik maar kijken en hij weet ‘die richting’ of ‘oei, neen, dat niet’.”
“Als je met iemand zo’n samenwerking aangaat, zijn de eerste twee dagen altijd een beetje zoeken. Hoe ver gaan? Wat doen we wel en wat niet? Toevallig moest hij na die twee dagen voor het weekend naar het spektakel “Starmania”, waarvan hij muzikaal leider is. Hij nam mij mee, en dat heeft iets met me gedaan. Anderhalf uur lang was dat een bombardement van scènes met grote emoties. Nu eens was er een gevecht, dan was het thema weer liefdesverdriet, en altijd héél erg groot aangezet. ’s Maandags kwam ik aan in de studio en zei hem: ‘Ik weet wat we gaan doen. We maken een musical.’ Dat was lachen. Ik wilde natuurlijk niet echt een musical maken, maar het wilde voor mij zeggen dat alles kon. Horen we ergens violen? Dan doen we violen. We zouden niet twijfelen of iets past bij een elektronische plaat. Natuurlijk past het. Omdat ik het voel, omdat het zo moet zijn. Het kan hard zijn, het kan zacht zijn, het kan iets tussenin zijn; dat is de weerspiegeling van wie ik ben als mens – niet louter romantiek, niet alleen agressie.”
enola: Jullie plakten daar iets op. ‘Klonk het ‘cher, bon goût, moderne et généreux’, dan wisten we dat we op de juiste piste zaten.’ Leg dat maar eens uit?
Karkousse: “‘Duur’ omdat we een goed klinkende langspeler wilden maken. We zijn dus gaan werken in een best goeie studio in Parijs, met een straffe technicus. Je kunt vandaag in je woonkamer een plaat opnemen op je laptop, waarbij je alles uit een doosje haalde, maar wij wilden echte instrumenten. ‘Genereus’ moest het zijn in melodie en in gevoel. Het mocht niet bang zijn om iets te doen, emoties te tonen. ‘Modern’, want het mocht geen album zijn dat retro klonk. We wilden wel dat het geïnspireerd klonk door disco, maar dan wel alsof het van vandaag is, en niet dertig of veertig jaar oud. Dat vind ik veel interessanter.”
enola: Nochtans dacht ik bij de eerste klanken van “Hello” aan de vintage synths uit de Synth Britannia-documentaire. Ik hoorde even “Underpass” van John Fox en verwachtte net een retro synthplaat te krijgen.
Karkousse: “Ja, dat kan ik begrijpen. Het was het eerste nummer dat we hebben opgenomen, en ik denk dat nog niet alle elementen van die missie op zijn plek vielen. Genereus was het zeker wel al, maar dat was nog maar een stuk van de zoektocht. Eigenlijk, als ik er zo naar kijk, is de tracklist ongeveer opgesteld in volgorde van hoe we de songs hebben geschreven. Dan vroegen we ons ’s ochtends af welk nummer we gingen vastpakken, en dan merkte je vaak ‘gisteren deden we een ballad, vandaag mag het wel wat meer uptempo zijn’.”
enola: Is de knipoog naar Frank Zappa in “Dancing Like A Fool” bewust? Je stem klinkt er zelfs wat lager, alsof je zijn “Dancing Fool” eert.
Karkousse: “Heel gek dat je dat zegt, want al sinds ik zeventien of achttien ben, toen we nog Loamy Soil heetten, waren er mensen die bij een nummer van ons refereerden aan Zappa. Wij hadden nog nooit van hem gehoord. Grappig dat hij daar twintig jaar later opnieuw is. Maar het is dus zeker niet met opzet gebeurd. Ik zong er als het personage dat ik voor me zag: een Duitse toerist in Thailand – een wat voze gast, die na een nachtje stappen nog half weg over het strand wandelt, tussen de zonnekloppers. Het moest het geluid zijn van zijn hart dat nog altijd hevig tekeergaat tegen de goedkope metalen ketting die hij daar op de markt kocht.”
enola: Live breng je alles opnieuw met een groep. Dat moest?
Karkousse: “Ik heb, nog voor ik de studio in dook, lang mijn hoofd over gebroken hoe ik solo-optredens wilde aanpakken. Alleen? Live met een band? Uiteindelijk heb ik de vraag losgelaten en toen de plaat af was, kon ik alleen maar vaststellen dat er zoveel synths op stonden, zo veel live drums, dat ik eigenlijk niet terug kon: het moest en zou een echte band worden. Ik heb me dan maar omringd met mensen bij wie ik me op mijn gemak voel. Tom Coghe van GOOSE op bas, bijvoorbeeld. GOOSE is mijn thuis, ik wilde hetzelfde gevoel van comfort als bij hen, zodat ik kan doen wat ik moet doen, zonder rekening te moeten houden met ego’s. Ik had meteen de namen van Steve Slingeneyer (Soulwax, red.) en Daan Schepers (Bazart, red.), die ik nog nooit had gesproken, in mijn hoofd, maar ik durfde hen lang niet vragen. Ik was bang dat ze neen gingen zeggen, dus ik ben blijven zoeken naar namen. Maar eigenlijk wist ik, op een bijna emotioneel niveau, dat ik niemand anders wilde dan zij. Uiteindelijk hebben ze ja gezegd, en het bleek ook een goeie match te zijn. Ook daar: emotie boven alles.”