Zondag 9 juli: Een knarsetandend begijntje
Dag drie, de dag waarop andere festivals de handdoek in de ring gooien, maar niet Cactus. In Brugge wordt geen onweer voorspeld, wel een eclectische line-up van het soort dat ze enkel hier boeken. Omdat consistentie en genrevastheid saaie en moeilijke woorden zijn, en opwinding zich veel gemakkelijker laat schrijven.
De harde shoegaze van Slow Crush maakt Brugge meteen goed wakker. Samen met zangeres Isa Holliday blijft echter ook haar zang in de eerste drie nummers iets te veel in de rook hangen; dit heeft meer volume nodig, en hoe groot de aanhang in heel Europa ondertussen is, zo kort na de middag valt het de groep ook moeilijk om te overtuigen. Nochtans is “Blue” een straffe song, maar hier, in dit park, op dit uur, is het zijn kracht wat kwijt. Dat Holliday deze ochtend even haar bas vergat, en wat bandleden een heen-en-terugje moest vragen om het ding op tijd hier te krijgen, helpt ook al niet.
Twee songs ver en het begint te regen. “Oh neen, het is begonnen”, zucht Justine Bourgeus teleurgesteld, maar met kleppers als “Underwater” en “Moonman” verdrijft Tsar B de regenwolken uit Brugge. Even lijkt ze haar viool kapot te spelen, maar dat kan haar niet deren. Vooral de slotsong “Don’t Wanna Lose Nobody”, een technostamper, doet het park even volledig los gaan en tevreden kijkt ze voor zich uit.
Waarna Shame de soundcheck even nonchalant komt afhandelen – sigaretje in de mondhoek. Met een glaasje witte wijn in zijn hand aanschouwt zanger Charlie Steen het park, en wanneer hij van een paar fans een taart overhandigd krijgt voor zijn verjaardag is de toon (en bijbehorende glimlach) gezet. “Fingers Of Steel” opent snedig en zo blijft het. Shame is strak en hard, maar zoekt ook genoeg de interactie met het publiek, want een verjaardag vier je samen.
Al bij tweede nummer “Alphabet” duikt Steen het publiek in, lang blijft zijn shirt ook niet om het lijf hangen. Wat een podiumbeest is dit; eentje met bakken charisma te geef, en een blik die maar één doel verraadt: tot de laatste ziel overtuigen. Daarvoor heeft ie onder andere prijsbeesten “Six-pack” en “Adderall” mee. Zie we daar zowaar een moshpit ontstaan op Cactus? “Shame, shame, shame. That’s our name and don’t you forget it” besluit Steen. De kans is klein dat Brugge dat doet.
Sonic Youth ligt al lang achter ons en ex-man Thurston Moore kwam al eerder eens langs. Om de balans in evenwicht te houden, is het niet meer dan logisch dat ook Kim Gordon haar Cactuskans krijgt. Dat het er experimenteler aan toe zal gaan dan bij de gitaarheld met wie ze lange tijd het bed deelde, is meteen duidelijk. Zonder bas brengt ze “Sketch Artist”, “Air BnB” en het pompende hiphopachtige “Paprika Pony”. Het rockicoon van vroeger is ver weg, en ook met bas krijgen we niet meer dan nieuwe paden die spankracht ontberen. Ergens tijdens de set mompelt ze iets over “bastard Texans” en “I wanna see Kurt Vile later on”, en dat tekent een degelijke set zonder onvergetelijke momenten. Wanneer “Grass Jeans” afsluit met een gitaarpartij die je eindelijk een gevoel van herkenning geeft, bedenk je dat het toch iets meer had mogen zijn.
Kurt Vile volgt met zijn Violators, voor wat de laatste show van de tour is. De gitaarpartijen weerklinken aardig in het park met de zon die zachtjes straalt terwijl de band cruiset doorheen de set. Bellen worden geblazen vanuit het publiek tijdens “Hey Like A Child”, wat de frontman zichtbaar plezier doet. Hitje “Pretty Pimpin” spaart hij vanzelfsprekend voor het laatst, een einde dat het Minnewaterpark op een zondagavond als gegoten past.
Waarna de sfeer honderdtachtig procent kantelt. Róisín Murphy komt er immers aan, met een show die alles heeft, en vooral: een origineel concept met indrukwekkende visuals, en een cameraopzet dat ervoor zorgt dat de Ierse op een bepaald moment met haar hand mensen uit het publiek lijkt te kunnen plukken. Dit is een waar spektakelstuk waarin Murphy bewust alle aandacht blijft trekken.
Kostuumwissels volgen elkaar op, maar ook in de coulissen blijft ze zingen. Nieuwe nummers doen haasje over met oudjes als “Overpowered” en Moloko-klassiekers als “Familiar Feeling”, “The Time Is Now” en “Sing It Back”. Dat nieuwe single “Coocool” daartussen overeind blijft, zégt iets over dat nummer. Iets goeds. Dit was een kolkende performance, en we durven zweren dat we zelfs La Murphy zagen genieten van haar show.
En toch zullen we opnieuw van sfeer veranderen. Cactus maalt immers niet om een logische affiche, wil vooral zoveel mogelijk goeie namen op dat ene podium kunnen bieden. Een kwartiertje voor middernacht licht het podium dus op in oranje gloed, en de spot gaat aan op Tamino. “A Drop Of Blood” brengt hij, en je kan een blad horen vallen. “The Longing”, dat volgt, is nog straffer, doet de adem even stokken. Waarna zijn band het podium opsluipt, en met “The Flame” een set begint die perfect gespeeld wordt, maar waar toch iets lijkt te ontbreken.
Na het feest van Murphy is nog niet iedereen immers klaar om deze intieme muziek te ondergaan. Tamino zou wel willen, aan zijn performance ligt het niet, de belichting is perfect, maar dit is niet het moment. Toch blijft de Antwerpenaar ook na doorbraaksong “Habibi” nog lekker tien minuten langer voortspelen dan hem is toebedeeld. Ergens binnen gehoorsafstand draait een begijntje zich knarsetandend om, maar we kunnen het hem niet kwalijk nemen; dit was toch een bijzonder sfeervolle afsluiter voor een Cactus dat met veertig de midlifecrisis ziet naderen.
Tot het zover is, kan editie eenenveertig alvast rustig beginnen groeien.