Zaterdag 8 juli: Gevaccineerd met glimlach
‘Hello Antwerp!’ Yup, de tweede dag van het jarige Cactus zal vreemd eindigen, maar zo begon het niet. Aan het begin van de avond was er nog geen vuiltje aan de lucht.
‘What a nice way to finish the tour!’ Het zit er bijna op voor The Haunted Youth, maar nog één rondje moet kunnen. Nauwelijks drie zomers actief, niet meer dan één album onder de arm, maar het volstaat om van The Haunted Youth een vaste waarde in het festivalcircuit te maken. Een week na zijn passage op Werchter, toont het vijftal zich op Cactus onder aanvuren van frontman Joachim Liebens als een gesmeerde machine die het weidse geluid van debuut Dawn Of The Freaks naadloos naar de planken weet te vertalen. “Broken” is de perfecte opener, de breedbeeldepiek van “House Arrest” een eerste hoogtepunt. En dan gooit de groep er al even een nieuwtje tussen. “Into You” drijft op een baslijntje dat van Peter Hook kon zijn, de toetsen van Hanne Smets neigen dan weer wat naar The Cure. Klinkt als een zekerheid dat de zwarte nagellak nog niet out of style is gegaan ten huize Liebens.
“Teen Rebel” is de hit, en lokt tegenwoordig blijkbaar football chants uit, maar dan vervliegt de focus wat. The Haunted Youth verliest zich in uitgesponnen nummers, die soms wat langer blijven dan welkom. Dat werkt nog bij “Gone”, maar “Riptide”, van gitarist Tom Stokx’ zijproject King Victor, gaat ondanks een gitaar die vleugjes van het jonge U2 heeft, nergens heen, en ook “Her”, een andere nieuweling, doet niet meer dan breed uitwaaieren. Het is wachten tot een dansend “Come Home” voor het mooie orgelpunt er dan toch komt, en daarmee is de band toe aan een welverdiende vakantie. Benieuwd waar het nadien heen gaat.
The Vaccines zijn al twaalf jaar vaste prik op de Belgische festivalkalenders, en dat gaat zelden met veel verrassingen gepaard. Ook vandaag leunt de setlist voor een derde op het materiaal van doorbraakdebuut What Did You Expect From The Vaccines?, en net als elke zomer hebben de Britten ook één nieuw nummer mee dat volgende keer al vertrouwd zal aanvoelen. Dat is vandaag “Heartbreak Kid”, vorig jaar was het nog “Headphones Baby”, dat nu alweer flink wordt meegekeeld.
Want zo werkt het wel. Zo voorspelbaar de setlist, hoe melig die grote reus Justin Hayward-Young daar de rockster staat uit te hangen in zijn smetteloos wit hemdje, het werkt wel. Aan een rottempo raast de band door meebrulpunk als “Wreckin’ Bar (Ra Ra Ra)”, “Post Break-Up Sex” of “No Hope”, een trager “Wet Suit” blijft een ultiem zomeranthem. Natuurlijk is The Vaccines een volstrekt onschadelijke groep, maar wel één die op die manier heel erg blij maakt. “That was fun”, concludeert Hayward-Young, en hij salueert af: “we are, we were, and will always be The Vaccines”. Gelukkig maar. Dien elk festival dit vaccin toe, en de wereld zal op zijn minst een iets grotere glimlach om de lippen hebben.
Dat wil niet zeggen dat The Vaccines daarom hoger op de affiche hadden moeten staan, maar het maakt het Madrugada niet gemakkelijk om de brug naar de volgende Britrockers te leggen. Terwijl de zon langzaam plaatsmaakt voor stemmig duister, trekken ook deze Noren ons langzamerhand de donkerte in. Met een driedubbele suckerpunch uit doorbraakalbum Industrial Silence gebeurt dat meteen strak en krachtig. “Salt” is het openingsstatement dat meteen naar de keel grijpt, “Belladonna” loeit daarna machtig op, “Vocal” ronkt dan weer mooi en diep.
Het ligt niet aan frontman Sivert Høyem dus dat hij deze ‘grootste toog van Brugge’ maar moeilijk mee krijgt. Hij zal een set lang niet opgeven, en nijdig blijven trekken en sleuren. In “Strange Colour Blue” gaan de lichten uit, en terwijl hij een spot op het publiek richt, citeert hij flarden uit Bruce Springsteens “State Trooper”. Voor “Norwegian Hammerworks Corp.” trekt hij een glitterjasje aan dat hem een spiegelbol maakt, en hij zijgt op zijn knieën, hamerend. Het laatste kwartiertje krijgt daarmee nog wat meer pit, maar toch eindigt het na een groots “The Kids Are On High Street” heel klein met een “Valley Of Deception”. Om toch maar te tonen dat dat ook kan, ook hier.
En dan dat “Hello Antwerp” dus. Twee nummers verder wordt dat “Thank you, Brussels.” Meent hij het, of is Pete Doherty gewoon wat aan het dollen? We gokken op dat laatste, want dat The Libertines het nog altijd niet erg serieus nemen, hoor je. Er is ongetwijfeld wel een keer gerepeteerd voor deze zoveelste reünietournee, maar geen tweede keer.
Was het slordig? Geen beetje. Stoorde dat? Soms. Niet in het begin, wanneer Doherty en Carl Barât van “Up The Bracket” recht naar “What A Waster” knallen; een dubbeltje topnummers waar ze ons altijd voor mogen wakker maken. En zo zit het nog wel even lekker, met de “shoop shoop”’s van “What Katie Did”. Ja, het wankelt als een dronken paalwoning, maar net daarom heeft het ook iets elegants; “thank you Copenhagen.”
Noem het: anti-folk, the Albion way. We zien behalve het tijdvak geen directe link tussen The Libertines en Moldy Peaches, maar er moet anno 2001 toch iets van “rammel er maar op los” in de lucht tussen twee oceaanoevers hebben gehangen. Zo ziet Barât er overigens ook uit met zijn leren jak en petje: als Adam Green op een heel erg katerachtige ochtend. Doherty? Die ziet er effectief uit als iemand die van crack is overgeschakeld op camembert: grijs, goed in het vlees, en… best gelukkig.
Kunnen we hem alleen maar gunnen, maar had hij ons in ruil geen snedigere set kunnen schenken? Hoe mooi “You’re My Waterloo” op plaat is, het komt er hier niet uit, en ook “Gunga Din” strompelt. Barât en Doherty zoeken ondertussen de oude pose rond één microfoon op, maar het voelt zelden overtuigd. Daarvoor staat Doherty te veel in zijn hoekje met zijn gezicht richting coulissen te spelen. Hier staat geen vitale band, wel eentje die ondertussen is neergedaald op planeet Cactus: “It’s lovely to be in your city, Bruges.” Het zal het startschot zijn voor een volstrekt richtingloze twintig minuten met Minder Werk als “Heart Of The Matter”, “Horrorshow” en “Death On The Stairs” waarin drummer Gary Powell iets te opzichtig met de spierballen wil rollen. Wel plezant: de eindeloze interactie waarbij Barât van het publiek het lokale “éénj, twjee, drieje” probeert te leren.
Vanaf “Can’t Stand Me Now” wordt een eindspurt ingezet die meubelen probeert te redden die hun eerste verhuis al nauwelijks overleefden. “The Delaney” en “Mayday” worden jachtig afgeragd, tot ze net zo hortend tot stilstand worden gebracht, “Time For Heroes” opgedragen aan Hendrik, een jonge, overleden fan uit de Reiestad. Maar na een klein euforisch momentje met slotnummer “Don’t Look Back Into The Sun” blijkt dat de likely lads toch vooral het Minnewaterpark hebben leeg gespeeld. Zonder de glans van de jeugd zijn The Libertines ook hun charme kwijt, en dan blijft er toch net iets te weinig over.