Dubbel geparkeerd met hun kamelen op de fietsenparking: het Antwerpse kwintet Farfar komt langs op Leuven jazz! Maar wacht, vijf Antwerpenaren die Mediterraanse volksmuziek spelen, met verve vertaald naar de eenentwintigste eeuw op debuutplaat Calima… hoe zit dat precies? Tijd om hen eens aan de tand te voelen.
Eind maart, een slaperige zondagmiddag in Leuven. Stralend blauwe hemel en zijn donkergrijze evil twin zijn nog innig verstrengeld in een worsteling en lijken het vandaag te houden op een ‘ja, het is op en af he’-weertje. We zullen de zon dus elders moeten vinden. Een goed idee dus om de heren van Farfar op de koffie te vragen, enkele uren voor hun huiskamerconcert op deze laatste dag van Leuven jazz. Dit Antwerps ensemble van gitarist Toon Verdonck liet met debuutplaat Calima vorig jaar de Saharawind immers volop waaien uit onze speakers. Je had je hierbij misschien een bende gehuld in gewaden in een door kamelen voortgetrokken toerbus voorgesteld, maar daar blijkt niets van aan te zijn. Toon en bassist Sam D’Hondt aan de overkant van het minuscule koffietafeltje blijken twee doodnormale jongens te zijn. Dan is onze eerste vraag uiteraard snel gevonden:
enola: Vijf Antwerpenaren die een mix van jazz en klassieke muziek doorspekt van mediterrane invloeden spelen. Hoe komen jullie daarbij?
Toon Verdonck: Siemen (Van Gucht, percussie) en ik kennen elkaar vanop het conservatorium in Antwerpen, waar ik klassieke gitaar studeerde en hij marimba. We hadden daar het idee om iets heel anders te doen, namelijk Spaanse barok te gaan spelen. Initieel wilden we dit gewoon met ons twee doen, maar al snel beseften we dat we er niet van zouden kunnen maken wat we voor ogen hadden. Ik luisterde toen veel naar Spaanse flamencofusion-platen uit de jaren ’70 van bijvoorbeeld Paco De Lucia en Camarón en heb me daardoor laten inspireren om een gelijkaardige bezetting te creëren. Ik heb Sam gevraagd op bas en Martijn, waarmee ik nog in een ska-band gezeten had, op toetsen. Graag had ik er nog een blazer bij en zo hebben we enkele try-outs gespeeld met trompet, eind 2019.
Na de coronacrisis begonnen we stilaan terug met repeteren en groeide het idee om een plaat op te nemen. Helaas bleek de agenda van onze toenmalige trompettist nogal vol te zitten, waardoor we op Joachim Thys gevallen zijn, waarmee Martijn al samengespeeld had bij Evil Empire Orchestra. Met hem klikte het meteen enorm goed en dat zorgde voor nog een extra impuls om een plaat op te nemen. Al was dit voor hem niet evident. Hij werd praktisch meteen de studio ingesmeten terwijl hij bijvoorbeeld nog niet zo zelfzeker was over zijn dwarsfluitspel. En dan werd er nog een camera opgezet…
enola: Een camera? Hoezo?
D’Hondt: Wel, we waren sowieso van plan de opnames echt in samenspel met alle muzikanten te doen. Daar waren verschillende redenen voor. Eerst en vooral wilden we de plaat zo live mogelijk laten klinken, maar ook praktisch zagen we het niet zitten om alles apart op click track in te spelen; we hebben het samenspel met de rest nodig om te kunnen grooven. Daarbovenop komt dan het feit dat we nog relatief onbekend zijn, dus wat beelden van de opnames geven beter mee wat we doen en hoe we het doen. Meteen een videoclip maken zou wat te duur geweest zijn (lacht). En zo heeft Monday Jr. ons dus gefilmd.
Verdonck: En uiteraard is studiotijd ook niet gratis. Via Martijn kenden we iemand (Jussi De Nys, red.) met een studio, waarin we alles opgenomen hebben op twee dagen. Heel snel en intuïtief. Er is weinig geprutst aan de tracks achteraf.
D’Hondt: We hebben evenwel niet de eerste de beste gekozen; de keuze was gemotiveerd vanuit Jussi’s achtergrond. We wilden geen al te klassieke sound vastleggen maar wat frisser klinken. En aangezien hij meer een achtergrond heeft in indieprojecten was hij hiervoor dus geschikt. Daarnaast heeft hij erg veel kennis van akoestische opnametechnieken, want met al onze instrumenten werd het soms wel wat een gepuzzel met akoestische panelen.
Verdonck: Nu, live gaat er toch wel wat coördinatie nodig zijn hier en daar, zeker bij de percussie. Siemen heeft nogal de neiging om de halve percussieafdeling van een muziekwinkel te gebruiken om een groove te creëren. Daardoor uiteraard een geweldige meerwaarde voor de groep, maar live wordt de opstelling dan iets uitdagender. Snel een nieuw instrument pakken terwijl je met je andere hand nog verder speelt op het vorige en intussen je voeten ook wat laat hoppen tussen vijf instrumenten… het durft al eens wat acrobatisch te worden (lacht).
enola: Toon, vanwaar jouw toch wel bovengemiddelde interesse in Spaanse traditionele muziek? Wat trekt je erin aan?
Verdonck: Ik heb klassieke gitaar aan het conservatorium gestudeerd en daar werd de liefde wat geboren. Spaanse volksmuziek heeft een ander uitgangspunt dan de meer typische klassieke muziek die je aangeleerd wordt tijdens je studie. Flamenco is meer volksmuziek, het staat midden en tussen de mensen. Dat contact met het menselijke miste ik soms wat in andere klassieke muziek. Daarnaast zijn er de Moorse invloeden die een Arabische toets aan de muziek geven, ook erg intrigerend. Nu, ik noem mezelf zeker geen flamencogitarist pur sang; dat is echt een stiel op zichzelf. Ik haal er elementen uit die ik interessant vind.
enola: Je hebt een tijd in Spanje gewoond. Ik neem aan dat je je daar in de flamenco hebt kunnen verdiepen?
Verdonck: Wel, ik heb inderdaad een tijd in Barcelona op Erasmus gezeten, maar in Andalusië (de regio waar flamenco het meest voorkomt, red) ben ik eigenlijk nog nooit geweest. Ik heb wel les gehad van Rafael Cañizares, een van de grote flamencogitaristen. Nu, ik sprak geen Spaans en hij geen Engels, dus het was wat les-met-handen-en-voeten. Misschien zou ik mij zelfs nog wel wat meer in de stiel willen verdiepen.
Daarnaast is mijn vriendin afkomstig uit de provincie Valencia, waar ik ook verschillende weken per jaar spendeer. Ook daar komt flamenco minder voor; er heerst voornamelijk een blazerscultuur. Al heeft ook die muziek Moorse invloeden en is het zeker een inspiratiebron. De single “Els Tarongers De Miramar” gaat over haar geboortedorp. Het is Valenciaans voor “de sinaasappelvelden van Miramar” en het kan opgevat worden als een soort medicijn tegen de heimwee naar mijn vriendin. Het nummer gaat over een tocht door de prachtige en wijdse sinaasappelvelden in de blakende Spaanse zon die eindigt in het dorpje, waar een fanfare op het dorpsplein voor de nodige animo zorgt. Farfar is trouwens ook het Arabische stamwoord voor fanfare.
enola: Ik neem aan dat je vriendin dan wel erg gecharmeerd is door het nummer. Alhoewel, in een eerder interview vertelde je dat ze jullie muziek omschrijft als ‘flamenco van den Aldi’…
Verdonck: Lap, ik had dat nooit mogen zeggen (lacht)! Dat zei ze bij het horen van het eerste nummertje dat we ooit maakten. Het is niet op de plaat beland omdat het toch wat neigt richting flamencopersiflage. De evolutie die Farfar heeft doorgemaakt, was toen nog niet voltrokken.
enola: Is Antwerpen, jullie woonplaats, ook zo’n bron van inspiratie? Kan je daar veel mediterrane invloeden oppikken?
D’Hondt: Goh, jammer genoeg gebeurt dat niet al te veel. Er wonen redelijk wat mensen met die achtergrond in mijn wijk (Borgerhout, red.), maar eigenlijk is er weinig muzikale kruisbestuiving. Het is niet zo dat er bijvoorbeeld veel mediterrane livemuziek gespeeld wordt. Omgekeerd komen ze nog wel naar onze concerten en daar is interesse in wat we doen, maar echt contact leggen met de muzikanten, dat gebeurt niet echt.
Verdonck: Zoals gezegd spelen we bovendien geen pure flamenco. We maken er ons eigen ding van en dat is gekleurd door onze achtergronden. Dus het klinkt sowieso al anders dan de traditionele muziek uit Spanje – de vraag is of iedereen accepteert wat we met het genre doen. We willen ook niet belanden in een puristische discussie of het al dan niet vintage flamenco is. Een artiest zoals Rosalía kreeg initieel ook veel kritiek over haar heen vanwege wat ze deed met het flamencogenre en kijk waar ze nu staat; niemand stelt zich nog vragen bij haar stijl. Daar willen we snel belanden: dat de mensen ons horen en denken: ‘dit klinkt als Farfar’.
Nu, als concreet voorbeeld van hoe mijn woonplaats wel in de verhalen van onze muziek sluipt, kan ik “El Mercedes Blanco” vermelden. Een nummer over de knalwitte Johnnybak die dubbel geparkeerd staat in mijn straat en waar de Turkse muziek snoeihard uit de boxen knalt: ik zie daar wel de charme van in (grijnst). Het is ook een verwijzing naar de aftandse Marokkaanse taxi’s waarin ik gezeten heb toen ik er op reis was, enkele jaren geleden.
enola: Nog interessante verhalen op de plaat?
Verdonck: “De Valk” vertelt het verhaal van een nogal jammerlijk optreden dat we ooit gaven in de Antwerpse Seefhoek. We dachten dat we in café De Valk zouden spelen, maar helaas: we moesten aan de overkant van de straat gaan staan, onder een minuscuul luifeltje van de Albert Heijn. Uiteraard begon het dan pijpenstelen te regenen, waardoor het een zompige boel werd met onze versterkers.
“El Alamein” verwijst dan weer naar een slag uit de Tweede Wereldoorlog. Het nummer evoceert de stilte na de slag, waarbij de overlevenden het slagveld betreden en de legers verweesd hun wonden likken.
enola: De verhalen zijn dus even verscheiden als de stijlen van de nummers. Kan dit in je voordeel uitdraaien in het livecircuit? Kijk bijvoorbeeld naar de Nederlanders van Altın Gün, die met hun eigentijdse versies van traditionele Turkse volksmuziek wel bijvoorbeeld in de AB optreden. Is dat de kant die jullie ook zouden willen uitgaan?
D’Hondt: Zeker, ja. Uiteraard zijn er veel mooie opportuniteiten in het jazz- of klassieke circuit, maar we zouden het jammer vinden als we daarin zouden blijven vastzitten en de muzikale stempel die we opgedrukt krijgen te veel een juk zou worden. Momenteel moeten we nog wat bekendheid opbouwen, maar als we eens in zalen uit het indiecircuit geboekt worden, zijn de reacties toch steeds positief.
Verdonck: Als ik aan festivals denk, zou ik het heel fijn vinden om bijvoorbeeld op iets als Cactusfestival in Brugge te staan. Helaas bleek de release van onze plaat wat te laat om nog op veel festivals deze zomer geboekt te worden. Wat betreft de zalen zouden we zeker eens willen spelen in de Roma of de AB. We kunnen ook verschillende kanten uit, afhankelijk van de zaal en het publiek: we kunnen meer klassiek gaan of er meer ritmiek in steken. Maar ons boeken als pure dansact is dan weer wat moeilijker. Daarom vallen we helaas af en toe wat tussen de circuits van verschillende genres, waardoor het lastig is veel geboekt te worden.
Nu, het voordeel van het internet is dat onze wereld niet beperkt blijft tot de landsgrenzen. Enkele weken na onze release op Spotify bleek dat we veel beluisterd werden in Istanbul, en ook vanuit Polen kwam al interesse. Bizar genoeg geraken we moeilijker opgepikt in Brussel, toch dichter bij huis. Een stad met een enorm interessante scene, dus daar voet aan de grond krijgen is zeker een ambitie.
enola: Ligt de focus voornamelijk op het zoveel mogelijk live brengen van die debuutplaat of wordt er ook al nieuw materiaal gemaakt?
D’Hondt: We zijn zeker al bezig aan nieuwe nummers als er wat meer tijd tussen de optredens zit. Daarbij blijven we verder experimenteren: er wordt al eens aan wat synths geprutst en een ander nieuw nummer deed mij eigenlijk denken aan de punkband Idles. Dit zijn zaken die zeker al in onze huidige set kunnen sluipen.
Verdonck: Inderdaad. De aanpak om nummers te schrijven is dat ik voldoende vrijheid wil laten voor de gehele groep om er zijn touch aan te geven. Onze sound blijft dus zeker evolueren, maar live is het wel belangrijk dat je set klopt als coherent geheel. Welke nummers je speelt en hoe je die speelt, zijn daarbij essentiële elementen.
enola: We kunnen live dus zowel in een diepe meditatie als in een wilde danskramp schieten. Beschrijf ik daarmee ook de bandleden, de ene een spring-in-‘t-veld en de andere een echte yogamaster?
Verdonck: Wel, we zijn zeker geen verwoede etherische band. Geen gedoe met gewaden enzo. Alhoewel… (wordt op ideeën gebracht en kijkt veel betekend naar Sam). Nee, wat ik wil bereiken met onze muziek is dat ik mensen aan het huilen wil brengen, om ze dan enkele minuten later aan het lachen en dansen te krijgen. Die twee uiterste emoties trekken me het meest aan in muziek, iets wat ook steeds aanwezig is in dat volkse van die flamenco. We nemen die universele emoties en proberen die te vertalen naar onze levens anno 2023…
D’Hondt: … Vlaam-enco? (iedereen schuifelt ongemakkelijk met de stoel)
Verdonck: Jah… laat het labelen dus maar zo, zoals ik al zei (lacht).
Genoeg gekletst dan; tijd voor muziek. We trekken naar de knusse foyer van het Leuvense Mshelter, waar enkele uren later klank bij de woorden wordt gegeven. We worden op stoeltjes gezet, want ja, het optreden is in het kader van Leuven jazz, en bij jazz moet je zitten, of niet soms? De poten van ons exemplaar zullen het geweten hebben: ons hoofd deint weemoedig mee op de klanken van het kwintet, om vervolgens in een extatisch gewiebel te schieten wanneer de muziek ons recht in het hart treft – want dat doet ze zeker. Een klein uur lang wanen we ons in de nauwe straatjes, de zanderige pleinen en de chaotisch drukke kruispunten van … Antwerpen. Mediterraans? Flamenco? Neoklassieke fusionjazz -en-nog-wat-labeltjes? Maakt niet uit, dit is Farfar.
Farfar speelt op 30 april in Madam Fortuna (Antwerpen) en 11 juli op Djingel Djangel (Antwerpen).
De plaat Calima is beschikbaar op vinyl en op de streamingplatformen.