Voor één keer draait de première van een nieuw hoofdstuk in Disneys MCU (Marvel Cinematic Universe) niet zozeer om de vraagtekens rond wat de vervolgfilm zal brengen (in dit geval zowel een sequel op het lamentabele Dr. Strange uit 2016 als op de gebeurtenissen in het recente Spiderman: No Way Home) maar verrassend genoeg rond de hooggespannen verwachtingen met betrekking tot de regisseur: Sam Raimi.
Raimi veroverde al aan het begin van zijn loopbaan in 1981 een plaatsje in het filmische pantheon der onsterflijken met zijn revolutionaire horrorprent The Evil Dead en verzekerde zich van verdere cultstatus met de twee ‘sequels’. Hij draaide met het onderschatte Darkman een superheldenfilm lang voordat het genre het terrein van ‘integrated universes’ betrad en stond vervolgens achter de camera voor de originele Spiderman trilogie met Tobey Maguire. Al die films – en een handvol andere favorieten zoals The Quick and the Dead, A Simple Plan of Drag Me to Hell – tonen een cineast die een geheel eigen excentrieke stijl heeft, iets wat volkomen haaks staat op de aanpak van de ‘Marvel Studios’ die vooral willen dat elke regisseur zich netjes aanpast aan de ‘huisstijl’, iets wat bijvoorbeeld Chloé Zhao aan den lijve ondervond met het anemische en ook door fans weinig gesmaakte Eternals.
De grote vraag was dus of Raimi zijn eigen barokke visie zou kunnen opleggen aan Dr. Strange in the Multiverse of Madness of de zoveelste zou worden die ten onder zou gaan in de Disney/Marvel eenheidsbrij. Het slechte nieuws is in ieder geval dat Raimi opgezadeld zit met een ellendig slecht script dat eerst al ruim een half uur nodig heeft om ons doorheen het hele zootje aan Marvel ‘spin-offs’ te loodsen die we nodig hebben om alle onzin te kunnen begrijpen. Het verhaal heeft te maken met een tiener die doorheen verschillende werelden van het ‘multiversum’ kan reizen en wiens krachten het potentiële gevaar inhouden dat ze gebruikt worden om de gehele realiteit tot slaaf te maken van de duistere kracht die het op haar gemunt heeft.
Wie in ieder geval initieel slaaf is van het Marvel-universum, is Sam Raimi die vooral netjes binnen de thematische en visuele lijntjes kleurt van de franchise. Het duurt lang – heel lang – voordat alle saaie uiteenzettingen voorbij zijn, maar ergens halverwege de film ontketent Sam Raimi dan toch eindelijk zijn duivels. Dat wil zeggen dat de wereld van Marvel plots een dosis absurde horror geïnjecteerd krijgt, die nog het meest lijkt op een wat bravere en meer gladgestreken versie van Raimi’s Army of Darkness. Er zitten verschillende geestige knipogen naar eerder werk in wat volgt, maar zelfs zonder die te vatten is het allemaal plots een pak meer onderhoudend en vallen er beelden te rapen die de moeite waard zijn: als er één scène is uit de laatste tien jaar ‘Marvel’ gekte die voor mijn part mag bewaard blijven, dan mag dat het geïnspireerde moment zijn waarin Strange en zijn nemesis flarden muziek gebruiken – letterlijk en figuurlijk – om elkaar te bekampen.
Die opstoot van energiek film maken, komt wat laat om deze Dr. Strange in the Multiverse of Madness nog echt naar hoger niveau te tillen, maar op zijn minst wordt de prent daarmee van de echte ondergang gered.
Helemaal aan het eind van de aftiteling heeft Sam Raimi gewoontegetrouw nog een verrassing voor de fans, alleen is die ditmaal niet bestemd voor de Marvel-fans.
Een laatste noot: Dr. Strange in the Multiverse of Madness is te zien zowel in versies met en zonder 3D effecten. Dat wil ook zeggen dat het beeldformaat sterk verschilt (2:39 breedbeeld voor de klassieke digitale projecties, een totaal andere 1:90 verhouding voor de drie-dimensionele tegenhanger). Het moet gezegd dat de zeer specifieke effecten en beeldtaal van de 3D wel degelijk een zekere meerwaarde bieden (alsook een eerste 3D trailer voor James Camerons Avatar: The Way of Water) en dat bovendien de film duidelijk gefotografeerd werd met een focus op het centrale gedeelte van het beeldscherm, zodat de beeldopmaak werkt voor beide formaten. Dat levert niet meteen bijzonder memorabele composities op, maar zorgt er wel voor dat beide formaten – regulier en 3D – min of meer dezelfde film tonen.