Het is voorbij. Het is om zeep. Neen, met deze temperaturen gaan we echt niet langer buiten concerten zitten kijken. En toch wisten Meskerem Mees en The Bony King Of Nowhere, als waren het twee warme dekentjes, ons een zacht gloeiende avond te bezorgen.
Het is de schuld van Meskerem Mees dat we hier nu pas zitten. Normaal zou de Oost-Vlaamse al begin september in het voorprogramma van The Bony King Of Nowhere aantreden, een verkeerd gepland bezoekje aan een door corona geplaagd Studio Brussel besliste er anders over. En dus zitten we hier te kleumen, maar zij ook; dat bevestigt ze meerdere keren. Het weze haar allemaal vergeven, want hoe pril haar talent ook is, onmiskenbaar is het ook. Samen met celliste Febe Lazou brengt Meskerem Mees simpele, maar pakkende liedjes, die hun voeten stevig in de folk hebben, maar dankzij haar hese stem ook een toefje soul uitwasemen.
Nochtans is de eerste referentie waar we aan moeten denken zo wit als sneeuw. Al in een tweede nummer doet de geheel eigen flow van Mees wat aan die van de jonge An Pierlé denken, maar gedachten aan Tracy Chapman zijn nooit echt ver weg – zeker niet als Mees ergens halverwege een nummer resoluut a capella gaat. Elders klinkt een echo van Joni Mitchell, al hebben we soms onze twijfels over de teksten. “Dit gaat over het wisselen van de seizoenen. Ik heb het gebruikt als metafoor voor de ups-and-downs in een relatie” wordt “Seasons Shift” aangekondigd. De melodie, de trippelende zang en de klaaglijke cello verdienen beter dan dat soort puberlyriek.
Het klinkt soms fris, soms wat onhandig, maar het potentieel loert bij Meskerem Mees overal om de hoek. Een flauwe cover van “Smells Like Teen Spirit” – dat heeft Tori Amos al vijfentwintig jaar geleden beter gedaan – laat horen dat Mees nog lang niet klaar is voor het echt grote werk, maar dat is niet erg. De beste kazen hebben ook hun rijping nodig, en dat is voor een goeie singer-songwriter niet anders. Of ze na dit OLT-debuut hier nog eens zal mogen staan, zoals ze hoopt aan het einde? We twijfelen er niet aan.
Geen nieuweling hier: Bram Vanparys die ons meteen vol vertrouwen aanspreekt dat hij vanmorgen vreesde dat er met dit weer niemand zou komen. “Ik weet niet of ik hier met deze temperatuur zelf had gezeten.” Dat Jasper Hautekiet ondertussen al een warm bedje toetsen aan het leggen is, geeft de intro een wat melig tintje, maar dat mag. We zullen die vibe niet écht verlaten.
Dit was de zomer – neen, het jaar – van de creativiteit, en The Bony King Of Nowhere toont zich een meester in de beperking. Elke artiest probeert met zo weinig als kan, zo veel mogelijk effect te bereiken. Dit is: The Bony King Of Nowhere in duo. En dat werkt verdomd goed. Vanparys en Hautekiet slagen er op hun tweetjes in om het volle geluid van Silent Days, die straffe break-upplaat uit 2018, te herscheppen alsof het niets is. Wie heeft een drummer of een extra gitarist nodig, als Hautekiet zoveel uit een eenvoudige setup van toetsen en een basgitaar kan halen?
Zo begint “Going Out”; voorzichtig, met een gitaar die bescheiden aanklopt, en Vanparys die croont “gonna comb my hair / gonna shine my shoes / gonna change my style”. Je weet dat het allemaal voor niets was, en Hautekiet laat op de achtergrond van alles opwellen om de hopeloosheid te benadrukken. Oudje “Across The River” heeft niet veel meer nodig dan een ronkende gitaar, en een zanglijn die een lidkaart van de Thom Yorkefanclub doet vermoeden.
Twee nummers lang, in het héél vroege “Alas My Love” en het voor de film Les Géants bedoelde “Travelling Man”, keert Vanparys terug naar de freakfolker die hij was, maar het is vooral fascinerend hoe hij vanavond liever flirt met hitgevoeligheid. De Eefje De Vissercover “De Parade” had een jaren tachtighit kunnen zijn, een nieuw nummer met als catchphrase “I don’t wanna love you but I do it anyway” voelt alsof het de Top Dertig al kan ruiken. De benige blijft er nuchter onder: “het is het enige wat ik dit jaar heb geschreven, en elke keer we het spelen is het anders. Ik voel mij er heel comfortabel bij dat het nooit zal afraken.”
Zalig zijn de idioten die een dikke hit willens en wetens van zich afduwen, maar dat is dan maar zo; er wordt niet bij stilgestaan. Â Want zelfs al zien we maar twee mensen op het podium, toch slaagt The Bony King Of Nowhere erin om “Still Around” nog meer dat War On Drugsgevoel te geven dan het origineel al had. En dan is het al tijd voor de finale. Die bestaat als vanouds uit de dubbelslag “Every Road” en “Like Lovers Do”, en dat is hoe het hoort. En daarna past als bisnummer enkel nog “The Garden”, dat altijd zal voelen als een wel erg lekker overschotje uit de erfenis van Leonard Cohen.
Dat is niet erg, er zijn slechtere referenties, en als Vanparys vanavond één ding liet horen, dan wel dat hij op zijn minst een veelzijdige songschrijver is. Je zou kunnen mopperen dat één nieuw nummer, twee jaar na Silent Days, wat weinig is, maar hé, op die tijd heeft Joost Zweegers nog niet eens een akkoord aangeslagen. Alles op zijn tijd, en trouwens: het is nu toch te koud om dit nog eens over te doen. Afspraak als het opnieuw warm is, Bram?