Ze komt uit de theaterwereld, had nog nooit een langspeelfilm gemaakt en toch werd Shannon Murphy dé verrassing van Venetië vorig jaar en kon ze een plekje bemachtigen in Variety’s ’10 directors to watch in 2020’ lijstje. En dat met een film over een verliefd, stervend meisje.
Elk jaar moet er wel eentje ontspruiten uit de glibberige riolen van de filmhuizen: een sick flick. The Fault in our Stars, Me and Earl and The Dying Girl of zelfs A Walk To Remember…ze zijn allemaal in het zelfde bedje ziek. Meisjes worden verliefd op hun droomjongen nét op het moment dat kanker hun lichaam opvreet terwijl je in de achtergrond een orkest van kleine droevige viooltjes ziet opduiken, parasiterend op uw kleine hartje. Babyteeth heeft dezelfde plotlijn, maar beslist godzijdank om het toch over een ietwat andere boeg te gooien.
Murphy schrapte allereerst het concept ‘droomjongen’, of het is dat u een New Kid bent die kickt op getroebleerde mannen met nektapijtjes en vadsige tribaltattoos – want dat is exact wie de drieëntwintigjarige Moses is. Milla (Eliza Scanlen uit Little Women waar ze overigens ook ziek was), vijftien en volop puber, ontmoet hem tijdens het wachten op de metro. Zij heeft een neusbloeding, hij vraagt haar om geld om zijn drugsverslaving te bekostigen. De start van een mooie romance.
Moses is dus kortweg niét de ideale schoonzoon voor de welgestelde ouders Henry en Anna die nog volop de diagnose van hun enige dochter aan het verwerken zijn. Dus zij zetten het op hun beurt ook maar op het spuiten en slikken van geestverruimende middelen die ze gebruiksklaar uit hun eigen kabinet kunnen pikken gezien vader Henry psychiater is, en moeder Anna patiënt. In die dysfunctionele setting beleeft de rebelse Milla haar verwarrende puberteit en het wel en wee van seksuele ontluiking, alcohol en de intensiteit van een complexe eerste verliefdheid.
Een paar clichés mogen dus daadwerkelijk overboord in deze ziekemeisjesfilm. De ziekenhuisbedden blijven uit beeld en in plaats daarvan komt een kleurrijk walhalla met aanstekelijke indiedeuntjes en gezellige situatiehumor. Daarom is het, toegegeven, ook wat oneerlijk om Babyteeth helemaal in het sick flick genre te gaan klasseren. Veeleer is het een vlot te verteren coming-of-age, maar dan eentje over een jongere waarvan niemand in haar omgeving (Anna, Henry, Moses) echt weet hoe ze moeten omgaan met haar. De mooiste vondst is misschien wel de uitgespannen empathische observatie van Milla’s ouders: hoe gedraag je je tenslotte als ouder in een gehavende relatie met een neurotische vrouw en een man die niets meer voelt, terwijl je stervende onhandelbare puber aanpapt met een junkie?
Toch begon iets te knagen. Hoewel Babyteeth ongetwijfeld een pak minder tenenkrullend is dan bovengenoemde tearjerkers, werd het opzet geleidelijk aan wat te doorzichtig: scènes die aangekondigd worden in pastelkleurige titels zoals ‘Diamond Days’ die dan toch niet zo diamond blijken te zijn, Milla’s bevrijdende dansmomentjes, de trauma’s die doorschijnen in ieder woord dat Moses oppert…Het geheel blijkt alsnog iets te veel bedekt met een laag drek die ‘geniet van je laatste momenten’ schreeuwt. En anders zal de zachte, dromerige cinematografie u er wel aan herinneren dat sentiment altijd om de hoek loert.
Helemaal bevrijd van de clichés en de parasieten die het op uw tranenklieren gemunt hebben, is Babyteeth dus niet. Of Murphy ‘one to watch’ wordt valt vooralsnog nog af te wachten, maar dat ze erin sloeg om een al bij al oprechte en verfrissende ‘coming-of-age’ te maken waarin kanker een rol speelt, spreekt alvast in haar voordeel.