“Liefde en haat zijn twee kanten van eenzeflde medaille” wordt wel eens beweerd. Het ene bestaat nu eens naast het andere en anders transformeert het er wel in. Dat de Belgische auteur Amélie Nothomb het geregeld in haar werk naar voor laat komen, mag dan ook niet verbazen. Dat ze het op zo een uitgepuurde en naar haar doen sobere manier uitwerkt, is opvallend, maar zoals ze in het verleden al aangetoond heeft, kan ze ook met minder groteske verhalen uitstekend aan de slag.
Het oeuvre van Amélie Nothomb is zo langzamerhand niet meer te tellen. Aan het rato van ongeveer een verhaal per jaar publiceert ze al sinds 1992 met een teller die intussen over de dertig gaat. Dat Nothombs verhalen de facto fors uitgevallen kortverhalen zijn, helpt daarbij natuurlijk, evenals het feit dat een aantal elementen in zowat al haar boeken opnieuw opduiken met in het bijzonder een jonge, knappe en uiterst intelligente vrouw die zich van haar schoonheid en intelligentie nauwelijks bewust is en net daardoor nog bekoorlijker en geliefder wordt dan ze al is. Bovendien is de jonge vrouw in kwestie ook altijd gezegend met een hoogst aparte voornaam die haar rol in het verhaal mee verklaart dan wel vooraf schaduwt. Wie zich na de eerste paar romans al doodergerde aan deze aanpak van Nothomb zal hoogstens nog de enkele min of meer autobiografische roman kunnen smaken, voor alle anderen blijft het vooral boeiend om te kijken hoe Nothomb haar eigen wereld weer in een net andere tint beschrijft.
Het verhaal start ditmaal met een gesprek tussen twee geliefden waarbij de ene verklaart de andere te verlaten voor een man die klaarblijkelijk in het leven een belangrijke (economische) rol zal spelen. Teleurgesteld en woedend blijft de ene achter met slechts een doel voor ogen: de andere te laten lijden zoals hij lijdt. Vlak hierna neemt het verhaal een wending door zich te focussen op de ontmoeting tussen de ietwat mysterieuze maar charmante Claude en Dominique, een onopvallende jonge vrouw die tevreden is met het leven dat ze leidt en de onafhankelijkheid die ze daarbij gewonnen heeft. Claude weet haar binnen de kortste keren voor zich te winnen, waarna ze huwen en een dochter krijgen. Hier treedt het befaamde Nothomb-personage naar de voorgrond – Epicine is namelijk het kind van beiden en beseft al vroeg na haar geboorte dat haar vader haar hartsgrondig haat. Een verlies dat ze snel te boven komt door zich enerzijds aan haar moeder te hechten en anderzijds haar vader even hartsgrondig te haten.
Naarmate het verhaal vordert met de nodige tijdsprongen wordt uiteraard duidelijk dat Epicine niet alleen ongelooflijk knap is, maar ook nog eens razend intelligent en belezen. Haar vader stijgt intussen steeds hoger op de maatschappelijke ladder en verhuist met zijn gezin naar Parijs alwaar hij elke poging te baat neemt om hogerop te klimmen en zich binnen de juiste milieus te begeven. Hij aarzelt er zelfs niet voor om zijn vrouw en dochter in te schakelen om bij de juiste familie in het gevlei te komen. Zonder de plot verder te willen onthullen, is dit het keerpunt in de roman waarbij langzaam maar zeker niet alleen duidelijk wordt waar de personages op aanstuurden, maar ook hoe zich dit tot het inleidende verhaal verhoudt. De ontwikkeling en afloop heeft (conform de andere Nothomb-romans) iets semi-grotesks positief, maar ligt opnieuw geheel in de lijn van het verhaal en klopt bijgevolg dan ook als een bus. Meer zelfs, het lijk wel alsof hier perfect een ander verhaal op aan zou kunnen sluiten, zij het dat dit zich minder in haar universum zou laten passen.
Wie liefheeft wint is op allerlei vlakken het soort roman dat Amélie Nothomb aan de jaarlijkse band aflevert, maar tezelfdertijd kan niet ontkend worden dat Nothomb zich de laatste jaren wel nog steeds kwalitatief productief weet te etaleren. Ergens in het begin van haar schrijfcarrière dreigde er even sleet te komen op haar productie en leek ze haar frisheid kwijt geraakt te zijn. Die heeft ze in de daaropvolgende reeks werken weliswaar niet helemaal teruggevonden, maar ze heeft wel ontdekt wat in haar romans werkt en hoe ze dit dient te verhalen in haar absurde romans. Wie al vertrouwd is met Nothombs werk zal zijn of haar visie op de auteur niet veranderen dankzij Wie liefheeft wint, maar als typevoorbeeld en instapverhaal in haar universum is het werk meer dan de moeite waard. Want al heeft Nothomb al lang een mal gevonden waarbinnen ze graag vertoeft, zolang ze niet aan kwaliteit inboet, mag daar niet over gestruikeld worden.