Een paar jaar nadat hij op korte tijd van zich liet horen met Earnear, het Open Field trio en een album met veteranen Jean-Marc Foussat en Claude Parle (het uitstekende Bien Mental, is altviolist João Camões terug met nieuwe werk, deze keer bij het Clean Feed-label van zijn thuisland.
Deze keer deed de man opnieuw beroep op Foussat, die zich bedient van old school electronica, maar ook een andere gigant van de Franse improvisatie, trompettist Jean-Luc Cappozzo. Die maakte net als zijn kompanen deel uit van Le Grand Fou Band, een XL-bezetting die in 2016 tekende voor Au 7ème Ciel. Net als bij het album met Foussat en Parle en de duoplaat A La Face Du Ciel met de man van het Fou-label, is ook dit geen doorsnee improvisatieplaatje. De drie balanceren voortdurend op de grenzen tussen kamermuziek, elektroakoestische improvisatie en het pure avontuur, en dat levert een album op dat de luisteraar meeneemt voor een prikkelende en (soms) beklemmende luisterervaring.
De drie moeten het immers niet hebben van de gewone, goed in het gehoor liggende aanpak, met de klassieke weemoed en het respectvol binnen de lijntjes kleurende gepalaver. Nee, ze gaan zich elk te buiten aan ongebruikelijke klanken en technieken, laten het samenspel regelmatig uitdunnen tot een druppelspel met ambient-texturen, maar werken soms ook naar bijna versmachtende climaxen. Zelden zo intens en wringend als Bien Mental, maar soms toch met en dreiging die perfect op maat is van een potje psychologische horror op het grote scherm.
Drie kloeke stukken krijg je hier voor de kiezen, drie studies in improvisatie waarin niet wordt gewerkt met thema’s en vaste structuren, maar wel duidelijk een wisselwerking aan de gang is waarin elke speler een rol te vervullen heeft. Opvallend, maar niet onverwacht, gezien de titel/hoes, is de affiniteit met de natuur. Autres Paysages gaat van start met iele klanken uit de dierenwereld en lijkt regelmatig erop uit te trekken, met geluiden die herinneren aan kabbelende beekjes, piepend wentelende windmolens en kwekkende vogels. In slotstuk “Berceuse Pour Manuel” hoor je blaffende honden commentaar geven.
Het is een kleurrijk spel van ideeën en texturen, die nu eens druppelen als in een steeds intensifiërende plensbui, maar soms ook iets hebben van dikke stromen vol effecten die op elkaar gelegd worden, waardoor je een combinatie krijgt van muziek die resoluut horizontaal beweegt, maar tegelijkertijd uitblinkt in een diepgravende verkenning van timbres en atmosfeer. De altviool is nu eens aan het fladderen en dan weer aan het zwijmelen, maar wordt soms ook behandeld met een grove agressie, zodat het rauw gaat schrapen en krassen. Cappozzo is al minstens zo virtuoos, met een eindeloos arsenaal aan klanken op trompet, bugel en fluit. De manier waarop hij halverwege “De Tes Yeux Aux Miens” plots oprijst als een triomfantelijke feniks, is adembenemend en herinnert even aan de combinatie van Peter Evans en Okkyung Lee.
Ten slotte valt ook de rol van Foussat hier niet te onderschatten. Hij laveert van zachtaardig geknisper naar onheilspellend gebrom, verwerkt het spel van zijn collega’s op een inventieve manier, voegt percussie toe en bewaakt dat akoestisch en elektronisch steeds in balans blijven. Het maakt van Autres Paysages nog altijd geen voer voor beginnende luisteraars, maar wie er oren naar heeft, die wordt hier getrakteerd op een bijzonder sterke plaat van drie toppers die hun indrukwekkende instrumentbeheersing ten dienste stellen van een abstractie die geen moment z’n bekoring verliest.