Voor de presentatie van Thirsty Ears, de eerste duoplaat van Jaap Blonk en Terrie Ex, werd gekozen voor culturele broeihaard De Ruimte, in Amsterdam-Noord. Een geschikte locatie voor een verkwikkende performance die je er nog eens aan herinnert dat vrije muziek veel meer kan zijn dan plechtstatig geharrewar voor droogstoppels.
Met bijna veertig (!) jaar The Ex op z’n conto, is voor gitarist Terrie Hessels ook het moment gekomen om het stokje nu en dan door te geven aan het nageslacht. Dochter Lena (17), die als prille tiener al even van zich mocht laten horen tijdens een paar verjaardagsfestivals van The Ex, verzorgde het voorprogramma met eigen werk. Voor de eerste twee songs werd ze bijgestaan door Amber Rijcken, dochter van Ex-drumster Kat Bornefeld. En meteen stapten de twee uit het klassieke meisje-met-gitaar-verhaal, want Hessels koos doorgaans voor een ontspannen parlando, terwijl Rijcken met viool-loops een sobere ondersteuning creëerde. In de tweede song had het even iets van de folkpunk die The Mekons in de jaren tachtig lieten horen. De resterende drie songs speelde Hessels alleen, opnieuw vrij van clichés, door bvb. te starten met een lang aangehouden, woordeloze uithaal of een knap gedicht als slot. Kort, vetvrij en veelbelovend. Aan de eerste release wordt gewerkt, en dat is goed nieuws.
Blonk en Hessels Sr. begonnen even later aan hun compacte set met “Sound”, de opener van Thirsty Ears, een stuk dat je misschien kan beschouwen als een soort beginselverklaring. Blonk stond achter een micro, maar debiteerde z’n tekst met een overgave die z’n hele lichaam in een kramp joeg. De gitarist counterde meteen door die paar vierkante meter te verkennen met botsende, schuifelende bewegingen. Het hoofd schuin, schijnbaar wachtend op een signaal dat enkel hij zou kunnen oppikken, en met een ongedurigheid die zijn onconventionele speelstijl zou blijven sturen. Het was eigenlijk iets met de gitaar als percussie, met een stuiterende vlakke hand, en getrek en gesleur aan die snaren, tikjes tegen vloer en de stoelen op de eerste rij. Iets later kwam daar nog een drumstok bij, groeide de reeks klanken uit tot een taal vol eigenaardigheden.
Ook nu viel opnieuw op dat Blonk zo veel boeiender en veelzijdiger is dan de meeste van zijn collega-stemkunstenaars. Poëzie, humor en instinct gaan hand in hand, krijgen vorm via een schier oneindig arsenaal aan klanken en gelaatsexpressies. Excentriek, maar in de vrije passages ook voortdurend in interactie met het gitaarspel, waardoor er nu en dan geinige plaagstootjes uitgedeeld werden en improvisaties knap en eensgezind afgerond werden. Daartussen bediende Blonk zich ook nog van een tafel gevuld met laptop en allerhande bakjes en consoles, goed voor gierende en brommende effecten, aanvullingen bij en antwoorden op de ontregelde gitaardeconstructies van Hessels. “Mooi hé,” sprak die laatste aan het einde van de set. Terecht, want net als Thirsty Ears was dit avontuurlijk en vrij, maar ook verdomd aanstekelijk. “Nu heb ik zo’n zin gekregen om iets te gaan doen,” schaterde een jonge luisteraar even later haar enthousiasme uit, en eigenlijk was dat een van de mooist denkbare complimenten.