Phoenix komt uit Parijs en laveert al zes albums lang tussen disco, indierock, sprankelende pop, krautrock en een semantisch kunstproject waar ongetwijfeld een mooi diploma mee te behalen valt. Op hun zesde doen ze hun ding met gladde eightiesdiscosynthpop. U mag daarop neer kijken, wij vinden het behoorlijk geinig en zijn al een beetje verslaafd.
Toen Phoenix eind april opwarmconcertjes kwam spelen in de Antwerpse TRIX, waren we ervan overtuigd dat de band wel eens de zomer zou kunnen domineren. Na jarenlange afwezigheid stonden Thomas Mars en zijn maten uiterst hongerig en enthousiast op het podium. In het uitstekende concert zaten veelbelovend nieuwe songs“Ti Amo”, “J-Boy”, “Love Life” en “Role Model”. Dat Phoenix een van de toppers op het Dour Festival zal zijn, staat vast, maar Ti Amo (het album) voldoet niet helemaal aan de verwachtingen.
Niet dat dat een drama is. ‘De verwachtingen’ kan je in het geval van Phoenix vertalen in ‘mag trots in de schaduw staan van Wolfgang Amadeus Phoenix’: hun een onvolprezen popmeesterwerk uit 2009. Zo geweldig is Ti Amo niet, maar het is een stukken beter album dan het erg rauwe en doorwrochte Bankrupt!. Elke aandachtige beluistering onthult nieuw moois en bewijst dat de band zeer goed over elk detail en geluid heeft nagedacht, waardoor Ti Amo waarschijnlijk hun meest coherente album is. Het grote probleem: alles kabbelt wat rustigjes en vrijblijvend voorbij. De Franse indiekoningen hebben extreem hard hun best gedaan om het album vooral niet te laten klinken alsof ze hun best aan het doen zijn.
Niet dat we tegen rustigjes en vrijblijvend kabbelen zijn. In deze tijden hebben we graag een brok uptempo discosynthpop als “Ti Amo” met het schaamteloos onnozele refrein ‘Ti amo / Je t’aime / Te quiero’. En de euforische synths van “J-Boy” zijn een mooie binnenkomer. Het is bovendien van hun debuut (ook alweer 17 jaar geelden) dat zo gêneloos op de dansvloer mikte als op met “Ti Amo”. “Fior di Latte” is hautains voor mozzarella en een meticuleus geconstrueerde song die zich met tientallen gelaagde beatjes en effectjes en stonede euforie landerig maar doelgericht tot een onverwacht verslavende oorwurm ontpopt. Een onnavolgbaar trucje dat de band ook met “Telefono” nog eens uit haalt. “Fleur de Lys” komt recht uit Studio 54. Enkel “Role Model” had zo op een van de vorige Phoenix-albums kunnen staan.
Maar ook dat blijft net even onweerstaanbaar hangen als “Lisztomania”, “If I Ever Feel Better” of “1901”, maar het zijn verdomd goeie songs. De punch en catchiness hangt echter meer dan op Phoenix’ vorige albums onder een laagje benevelde ennui. Het tempo ligt net dat tikje lager om echt op te gaan dansen en elke catchy synth of hook komt precies met vertraging binnen. Alsof je dronken verdwaald bent op een verjaardagsfeest, tegen een muur in het slaap aan het suffen bent en je het feest twee kamers verder door de muur heen hoort. Het betere kotfeest, quoi.
En als we u bij wijze van uitsmijter nog even helemaal in de war mogen krijgen: op zijn best klinkt dit zesde album van Phoenix als een verhipsterde, Parijse versie van de Pet Shop Boys: vol slimme catchy melodietjes, perfect geproducet en net dat tikje slimmer dan je zou verwachten, inclusief enkele momenten dat ze te slim voor hun eigen goed willen zijn. Maar vooral tonnen fun als je je misplaatste sérieux even kan vergeten. Het is geen topplaat, niet de popbom die Wolfgang Amadeus Phoenix was, maar Ti Amo mag ons net als het verzameld werk van de Pet Shops opbeuren in barre tijden. Dichter bij benevelde feestje zullen we voorlopig niet komen.