Stukken en brokken: zo voelen we ons zelf als we op zaterdag door de hitte strompelen. Maar af en toe vinden we dan toch een plekje in een beschaduwde tent, net als daar de zoveelste band van het festival speelt. En dat is goed. We hoorden soms mooie dingen zo.
De verrukkelijke vijftien van Pukkelpop:
|
Wie meer Pukkelverslag wil, klikt voor de langere verslagen van de vijftien beste concerten hieronder. |
“Kunnen jullie ons horen? Want wij horen jullie niet”: Bert Dockx van Flying Horseman is er niet helemaal gerust in. Zweten dat de mens ook doet: “Ik weet dat jullie het warm hebben, maar hier is het nog warmer”, klinkt het van het podium, en dat is er aan te horen. Zelfs al maak je broeierige americana, in een stoomhut als deze is het moeilijk presteren. Hijgend en puffend sleept de groep zich dan ook door zijn set, en zelfs een donderend “Twist” lijkt geen soelaas te brengen. Jammer, zeer jammer: geef deze groep volgende keer een extra ventilator.
0
De jonge en ietwat verlegen Elena Tonra vormt de kern van het Londense Daughter, dat tot dusver enkel een tweetal EP’s heeft uitgebracht. Het trio was onder de indruk van de grote opkomst (“kinda scary in a good way”), vertelde naar In Bruges te hebben gekeken om hun eerste optreden in ons land te vieren, maar toonde op muzikaal vlak geen tekenen van zenuwachtigheid. Grote aantrekkingsfactor van deze band is de heerlijk dromerige stem van Tonra, die van de eenvoudige folkpopmelodietjes een aantrekkelijk geheel maakt. Zo was het vroeg gebrachte “Landfill” een eerste hoogtepunt. “Youth” kreeg zelfs een herkenningsapplaus en ook afsluiter “Home” viel met zijn onstuimige einde zeer goed in de smaak.
In de Dance Hall is het de hoogste tijd voor een spelletje “Herinnert u zich deze nog?” met voormalig wonderkind Ms. Dynamite. Zo rond haar negentiende werd het rappende meiske na de ongewone doorbraaksingle “It Takes More” nog overladen met Brit Awards en een Mercury Prize, maar wie haar tien jaar later in netkousen en witte hotpants op het podium ziet staan, weet al gauw dat dit een wel héél erg vergane glorie is. Rappen doet ze niet meer, tenzij “Let me see your hands!” en wat lukraak over een dubstepbeat gescandeerde “Oh! Oh!”-kreten tegenwoordig ook onder die noemer vallen. De lauwe reacties van het alleen bij het begin nog talrijke publiek spreken boekdelen, maar Ms. Dynamite doet alsof ze niets doorheeft en blijft halsstarrig volhouden, waarbij ze zowat elk nummer (of wat daar voor moet doorgaan) besluit met “I love that”. Zij wel, ja.
Marco Z ziet in een goed gevulde, stomend hete Wablief-tent dan weer een jongensdroom in vervulling gaan. Hij speelt een set vol zomerse pop, die aardig bij het weer past. Zijn songs krijgen dankzij een tweede gitarist, die zich weliswaar Johnny Marr waant en buiten gitaar en effectenpedalen hooguit de attitude met deze gitaargod deelt, extra pit mee. De tent zingt vrolijk mee met “I’m A Bird”, maar het lijkt erop dat de frontman het nummer net niet beu gespeeld is, en hoopt dat het publiek ook voorbij deze hit kan kijken. Wij hopen mee, want ’s mans songs verdienen zeker een groter publiek.
Bij 35 graden in een stampvolle Dance Hall kruipen waar Major Lazer ten dans speelt, het is misschien niet onze verstandigste beslissing van dit weekend. Diplo en de zijnen zijn nauwelijks vertrokken of de tent en iedereen erin baden al in het zweet, en dat is niet verwonderlijk: op de moddervette beats en zwoele dancehall die op het publiek afgevuurd worden, is stilstaan onmogelijk. Het mág ook niet: Diplo — die al na één nummer gaat crowdsurfen — en zijn MC doen er alles aan om de massa in beweging te krijgen en er een uitzinnig, plakkerig festijn van te maken. Van dansles voor de hele tent over om het hardst T-shirtzwaaien tot een portiedaggeren op het podium tijdens “Pon De Floor”; alle truken van de foor worden uit de kast gehaald. Of dat werkt? Wij kunnen onze kleren achteraf uitwringen, en onze spieren sputteren nu nog altijd een beetje tegen. Merci Major Lazer, voor het zotste feest van Pukkelpop.
The Antlers mogen de zonsondergang begeleiden, maar ook zij hebben moeite met een Pukkelpop dat zucht en kreunt. Geen slecht woord over Hospice of Burst Apart, maar het deed een murwe (mvs) en licht zongeslagen (mvm) op zoek naar water helaas erg weinig. Mooi, inventieve gitaaruitbarstingen en indrukwekkende zang, maar bij deze hitte werkte het helaas nauwelijks. Doe ons dat prachtige”I Don’t Want Love” of “Putting The Dog To Sleep” nog eens in een zaal, als het buiten vriest, dan komt die warme deken wèl van pas. Oké? We blijven jullie graag zien, jongens.
Waarna we de duisternis induiken met Amatorski in de Wablief?!, maar het is opnieuw die soort plakkerige, onaangename donkerte waar het voor een groep moeilijk tegenaan boksen is. Het lukt dan ook aanvankelijk niet heel erg goed en “22 Februar” sukkelt wat amechtig voort. Een nieuw nummer lijkt het aan warmte en melodie te ontbreken. Maar dan is er die diepe bas van “Soldier”, en komt alles goed. Plots gloeit de set op als een houtskooltje, en gaat het vuur branden. Vanaf dan zit het goed en levert Amatorski wat we van hen gewend zijn: pure schoonheid, intense pracht. Een mooie manier om de rand van Pukkelpop af te sluiten. Vanaf nu geven we ons over aan het grote geweld. Op een ander podium wenkt Dave Grohl, en — voor wie wil – zijn er later beats. Het zullen nagedachten zijn; met Amatorski was het mooi afsluiten.