



‘Getting old is not for sissies‘. Met die geweldige
Bette Davis-quote leren we professor en cultuurcriticus David
Kempesh kennen. In welke mate de zestigjarige levensgenieter
functioneert als het alter ego van literatuuricoon Philip Roth is
niet geweten, maar de geprezen schrijver moet toch een zekere
affiniteit hebben met het intrigerende personage dat hij sinds de
jaren zeventig al drie keer heeft opgevoerd in zijn analyses van de
condition humaine. Met de novelle ‘The Dying Animal’ onder de arm,
heeft Isabel Coixet (‘My Life Without Me’, ‘The Secret Life of
Words’) met ‘Elegy’ een matuur romantisch drama gepuurd uit het
werk van de schrijver. Maar het is Ben Kingsley die na zijn
talrijke take the money and run-rolletjes alle aandacht
opslorpt en bewijst dat hij als een fijn wijntje alleen maar rijker
en rijper wordt met de jaren. Houden zo, Sir Kingsley.
Kingsley speelt David Kempesh, een gelauwerde professor en
cultuurcriticus die tijdens de revolterende jaren zestig ontsnapt
is aan zijn overhaaste huwelijk. Sindsdien leeft hij als een
zelfverzekerde hedonist die geniet van de vleselijke lusten, al dan
niet in de aangename vorm van net afgestudeerde studentes. Het
enige wat ook maar in de buurt komt van enige binding is zijn
fuckbuddie-relatie met zakenvrouw Carolyn (Patricia Clarkson).
Wanneer hij de Cubaans-Amerikaanse studente Consuela Castillo
(Peneéope Cruz) ontmoet, raakt hij echter zodanig geobsedeerd door
haar schoonheid dat hij halsoverkop een gepassioneerde relatie met
haar begint. Een relatie die David confronteert met zijn emotionele
bindingsangst, bezitterige jaloezie en de steeds donkerder wordende
herfst van zijn leven.
Ook al is ‘The Dying Animal’ bijlange niet het beste stukje
proza uit het oeuvre van de Pullitzerprijs-winnaar Philip Roth,
toch zit er een boeiend verhaal verborgen tussen de pedante
overanalyses van een vent – hoe welbespraakt en gecultiveerd die
ook is – die zijn lul achterna loopt. Het is de studie van
een alfaman die met een cynische blik neerkijkt op de liefde en
haar instituties (‘marriage is a problematic institution at
best’ merkt David bitter op), maar in zijn zoektocht
naar de jeugdige schoonheid om zijn eigen ego te strelen, verteerd
wordt door zijn bindingsangst, egoïsme en jaloezie. Dat de
katalysator voor de verkenning in de ziel van deze relatie- en
ouderdomschuwende man toebehoort aan de mooiste lolita-verovering
uit zijn carrière maakt de afdaling in ‘Elegy’ niet alleen
ironischer, maar ook tragischer en pijnlijker.
De oudere professor die een relatie aanknoopt met een jonge,
mooie studente. Ofwel begin je spontaan te denken aan harige jaren
zeventigporno (zoja, viespeuk!) ofwel aan fake aanvoelende
tv-drama’s die bijna uiteenspatten van geromantiseerde clichés. Dat
‘Elegy’ tot geen van beide hoort is niet zozeer de verdienste van
de niet altijd even overtuigend naar het scherm vertaalde thema’s
(diepzinnige gesprekken durven wel een de hoogdravende toer opgaan
die beter werken op papier), maar is eerder te danken aan Isabel
Coixets elegante beeldvoering – ondersteund door sobere klassieke
muziek van onder andere Bach, Beethoven en Satie – en de
uiteenlopende acteurs die zowel schitteren in grote als kleine
rollen.
Ondanks de pretenties om belangrijke dingen te verkondigen over
liefde, seks en de menselijke driften en angsten blijft ‘Elegy’
opvallend aan de oppervlakte en lijken zelfs de meest poëtische
dialogen (mensen als kunstwerken, schoon) niks meer dan
teasers voor een onderliggende betekenis die nooit echt tot uiting
komt. Met ‘beautiful women are invisible, we’re so dazzled by
the outside, we never make it to the inside‘ verkondigt Dennis
Hopper wellicht de mooiste, waarachtige en meest belangrijke zin
van het betoog. Een waarheid die echter ook opgaat voor de film
zelf, die nooit écht onder de huid blijft kleven. ‘Elegy’ is
interessant voer om over na te denken en prachtig om naar te
kijken, maar mist die emotionele betrokkenheid om volledig
meegevoerd te worden in de tragiek en complexe dilemma’s van de
personages.
De belangrijkste reden waarom ‘Elegy’ toch aanvoelt als een
geslaagde adaptatie van Roth – in tegenstelling tot het zwaar
miscaste ‘The Human Stain – is voornamelijk terug te brengen tot de
lichtjes sublieme vertolking van Ben Kingsley, die van een
antipathiek personage toch een charmante, aantrekkelijke en
getroebleerde antiheld maakt die nergens herleid wordt tot het
man-met-bindingsangst-stereotype. Geen makkelijke rol, maar
Kingsley – eindelijk nog eens met zijn eigen, warme Britse stem –
zorgt ervoor dat je altijd de breekbare onzekerheid achter de
charismatische façade kan waarnemen. Een zegen om zo’n acteur te
hebben in een film die zich soms iets te traag vooruitsleeptaan een
meditatief en langzaam observerend tempo en waar de cruciale
gebeurtenissen vooral in de hoofden van de personages
plaatsvinden.
Een betoverende Penélope Cruz is ook niet slecht en vormt een
verrassend geloofwaardig koppel met Kingsley, dat in de sensuele
scènes smaakvol in beeld wordt gebracht door Coixet. Alleen een
beetje jammer dat ‘Elegy’ zodanig vanuit het mannelijke standpunt –
begrijpelijk weliswaar – wordt bekeken dat haar rol beperkt blijft
tot het belichamen van het summum van vrouwelijke schoonheid. Ze
wordt terecht aanbeden als een ‘work of art’ en struint
zelfs tijdens de pruillipmomenten ravissant door de mooie plaatjes
van Coixet, maar haar rol staat iets te veel in functie van het
hoofdpersonage, waardoor ze zelf te weinig tot leven komt. In de
bijrollen krijgen we een gebruikelijk classy turn van
Patricia Clarkson als nuchtere minnares en een zelden
teleurstellende Peter Sarsgaard als de verbitterde zoon die
blijkbaar gedoemd is om in de voetsporen van zijn vader te treden.
Maar het is oude rot Dennis Hopper die verrast met een
imagobrekende bijrol als beste vriend van Ben Kingsley, die de
escapades van zijn squashpartner voorziet van een even aandoenlijke
als sarcastische commentaar.
Een beetje jammer van de nogal melodramatische laatste akte die
‘Elegy’ iets te makkelijk van een eenduidig en vals klinkend
slotakkoord voorziet, maar voor de rest is dit een fascinerende
karakterschets met inhoud, gedragen door een ijzersterke Kingsley
en de melancholische – we zouden bijna elegische durven zeggen –
beeldtaal van sfeerkoningin Isabel Coixet.