De naam werd ontleend aan de Deense wielrenner Blaudzun, drie keer nationaal kampioen tijdrijden, maar net als zijn vader indertijd nooit aan het feest in de wedstrijden en rondes die er echt toe doen. Nu de Blaudzun van het Hoge Noorden na dit seizoen voorgoed de fiets aan de kant zet, is het aan de Blaudzun van de Lage Landen om de naam verder hoog te houden.
Niet dat singer-songwriter Johannes Sigmond ofte Blaudzun de geschikte opzwepende ritmische begeleiding levert voor de laatste trainingstochten van zijn sportieve naamgenoot. Maar met een debuut dat overtuigend het startschot geeft voor de intrede van een weemoedige herfst, bewijst de Nederlander de illustere naam alle eer. De soundtrack bij een nachtelijke autorit maken, was Sigmonds betrachting, en dat is inderdaad de setting waar de beluistering van Blaudzun om smeekt.
Voor alles een tijd en een plaats, maar voor intimistische en sobere muziek van deze soort vooral een solitaire omgeving waar breekbare stilte heerst, warme melancholie waarlijk tot ontbolstering kan komen en zijn indringende werk kan doen. Dat kan in de beslotenheid van een auto die door nachtelijke niemandslanden navigeert — of boven het viaduct van Vilvoorde suist, met de lichtjes van de stad in de peilloze diepte en die immer trouwe metgezel, de flonkerende maan, in de onbereikbare hoogte. In de cocon van de huiskamer waar de avond zijn warme deken over heeft gespreid. En onder de sprei, waar het goed toeven is als het zowel binnen- als buitenkamers tocht en waait.
Blaudzun trekt zich gracieus op gang met de single “Blindspot”, waarin meteen kennis kan gemaakt worden met de hoge falsetstem waarvan Sigmond zich dikwijls bedient — ergens tussen Thom Yorke en Bon Iver in — en die een klaaglijke snik herbergt met echo’s van nachtenlang huilen naar de maan. Het kleinood houdt het sober maar waaiert gaandeweg steeds meer open en is met zijn op de kop af drie minuten jammerlijk kort, de repeatknop is dan ook zijn zekere lotsbestemming. Voor de autotest is deze aftrap alvast met grote onderscheiding geslaagd.
Veel meer dan die beklijvende en in de hoogste regionen zwevende stem heeft Blaudzun niet nodig om je als luisteraar in zijn universum te zuigen, zo blijkt ook in “California” en “Tidal Wave”. Sigmond begeleidt zichzelf spaarzaam op gitaar en laat zich subtiel ruggensteunen door een bedeesde accordeon, voorzichtige piano-aanslagen en drums: less is hier definitely more. Langoureuze vioollijnen roeren zich ook al eens, in “Higher Ground” zelfs nadrukkelijk op de voorgrond, terwijl Blaudzun er zijn trage lamentatie overheen debiteert. Deze “Higher Ground” breit met zijn op kousenvoeten achterna komende synth overigens een enig mooi slot aan de song.
Ook wanneer Sigmond zijn kopstem een paar octaven laat zakken, is dat auditieve honing voor de oren. Bij tijden doet hij daarbij aan Ryan Adams denken, zoals in “Black Thread”, dat de vergelijkbare desolaatheid van Adams’ “The Shadowlands” in herinnering roept. De beklemmende frasering van Sigmond draagt alleen maar bij tot de overtuiging van het album — hij meent het, daar zou je gif op durven in te nemen.
Teneerdrukkend wordt het echter nooit. Wanhoop en hoop worstelen verwoed met elkaar, maar in een wurgende houdgreep houdt de een de ander nooit geklemd. “Put on the lights at the end of the tunnel”, zoals Sigmond gewond, maar niet overwonnen ijlt in “Loveliesbleeding”. There is a light that never goes out, after all.
Rij de auto alvast voor, onze keuze van metgezel is al een tijd gemaakt. Hoe lang de weg ook mag zijn, het maakt deze keer volstrekt niets uit.