Platen en bands waarvan we aanvankelijk niet weten wat we ermee moeten aanvangen? Love ’em! Wat het unieke trio Stinking Lizaveta op zijn vijfde langspeler laat horen is nog maar eens een vuistslag op de puisterige mulle van de veilige middelmaat.
De term die het vaakst wordt bovengehaald, en waar ze zich intussen zelf ook bij neergelegd hebben, is ’doomjazz’, maar je kan bij aandachtige beluisteringen net zo goed beginnen spreken over stonerrock, punk, blues en postrock. Om nog maar te zwijgen over old school metal en de onmiskenbaar Oosterse invloeden. Daar komt dan nog eens bij dat de naam gehaald werd uit De gebroeders Karamazov, dat de band enkel instrumentals speelt, én dat er een vrouw achter het drumstel zit die broers Yanni (gitaar) en Alexi Papadopulos (elektrische (!) contrabas) opjaagt met bonkende en gekneusde ritmes. Je kan er niet omheen: hier is iets bijzonders aan de gang.
Steve Albini nam meer dan een decennium geleden hun debuut op, bleef fan en deed nu opnieuw zijn ding met Scream Of The Iron Iconoclast. Het te verwachten gevolg: de plaat klinkt gortdroog maar krachtig, alsof iemand er tijdens een geïnspireerde repetitie net op tijd aan dacht op de RECORD-knop te drukken. De aan Black Sabbath ontleende sound en riffs en de ritmesectie zorgen zo voor een donderende weerklank die de naturel en de warmte van akoestische jazz verkiest boven kapotgeproducete razernij zoals al te vaak het geval is bij hedendaagse lawaaibataljons.
Meer nog dan de voorvaderen van de doom haalt het trio echter de mosterd bij een icoon uit de jaren tachtig: Black Flag. Ook zij rotzooiden na hun opgejutte beginfase met een vreemde combinatie van hardcore punk, metal, doom en jazzinvloeden, waar ze destijds door velen scheef voor bekeken werden. Net als Greg Ginn laat Yanni P. de teugels soms wat vieren om op de proppen komen met semichaotische, ontwrichte riedels, loops en solo’s die niet aangeleerd worden in de rockscholen, net zomin als de onverwachte wendingen en stilistische combinaties terug te horen zijn bij de helden van dit tijdperk.
Opener "Gravitas" heeft het allemaal: uit aanzwellende feedback en aftellende simbalen komt een stampende riff tevoorschijn die ondersteund wordt door een ritme dat slechts één richting uit kan: vooruit. Het had kunnen uitmonden in log cirkeltjes draaien, maar dat is buiten de wendbaarheid van de band gerekend. Door de elektrische bas worden de songs voorzien van een rijkere klankkleur en met z’n resem pedaaltjes zet Yanni het op een gieren, jengelen, scheuren en beuken. De hoekigheid van Black Flag anno ’84 wordt ook opgeroepen met "Yagan’s Head", dat jazz en postrock door de mangel haalt, het van een Melvins-intro voorziene "That’s How I Feel" en de turbojazzpunk van "Nail" die plaat afsluit. Verdomme, hadden ze er zo maar wat meer opgenomen.
Het album is aardig divers. Zo worden meeslepende groovekanjers als het onweerstaanbare "Indomitable Will" (met hoofdknikje richting eighties thrash) en "Soul Retrieval" afgewisseld met ingetogen oefeningen in melancholie als "Willie Nelson (Tired Of The War)" en het prima getitelde "Requiem For A Rock Band". Toch zal die hoogst persoonlijke aanpak en kruisbestuiving zowel een zegen als een nadeel voor de band zijn. Wie op zoek is naar een band die charisma en persoonlijkheid heeft in een scene die het doorgaans niet moet hebben van karakter is bij dit trio op de juiste plaats, maar het zorgt er ook voor dat het bij een klein, fanatiek publiek zal blijven.
Deze instrumentale band ontbeert de epiek van Pelican en de voorspelbaarheid van Mogwai, terwijl ze tegelijkertijd te weinig to the point is om nieuwkomers meteen te overtuigen met een paar losse nummers. Met z’n zestien songs en eenenzestig minuten is Scream Of The Iron Iconoclast waarschijnlijk wat veel voor de gemiddelde rockfan (een beetje ruggengraat is gezien het onverminderde succes van ganse legioenen derderangsgroepen waarschijnlijk wat veel gevraagd), maar nu en dan slaagt de band er wel in om je een gevoel te bezorgen dat weinigen nog kunnen oproepen: terwijl je ernaar luistert lijkt het soms alsof je net de coolste band ter wereld hebt ontdekt. Dat is waarom wij echt wel betere dingen te doen hebben dan naar de radio luisteren.