ABBox, Brussel, 28 oktober 2006
Waar is de tijd? Het jaar was 1995 en het album was ‘Paranoid &
Sunburnt’, het debuut van Skunk Anansie en meteen één van de eerste
rockplaten in mijn collectie. Als boegbeeld van de clit
rock-beweging redde Skin mijn jonge zieltje van prefab-pop en
daarvoor zal ik haar eeuwig dankbaar blijven. Het was dan ook met
spijt in het hart dat ik vernam dat ‘Post Orgasmic Chill’ (1999),
in zijn geheel de beste plaat van de groep, hun laatste wapenfeit
betekende. In 2003 bracht Skin met ‘Fleshwounds’ haar eerste
solowerk op de markt, maar hoewel ook dit rustigere werk nog kon
bekoren, de karakteristieke relschopper van weleer was spijtig
genoeg niet meer. Eerder dit jaar schoor ze voor ‘Fake Chemical
State’ haar haar weer af en keerde daarmee terug naar het steviger
werk. Een welgekomen terugkeer, maar voor het grote publiek was het
al te laat. De plaat werd in de winkelrekken niet al te frequent
opgepikt en vanavond moest Skin dan ook genoegen nemen met een,
weliswaar uitverkochte, ABBox.
Opwarmers van dienst waren Green Lizard, het
Nederlandse kwartet dat nog steeds klinkt als de symbiose van
Linkin Park en Three Doors Down met extra punkinvloeden. Aangezien
de zaal grotendeels gevuld was met de Skunk Anansie-fans van
weleer, werd de tienerrock aanvankelijk maar lauwtjes onthaald. De
hele set was dan ook al te voorspelbaar, gevuld met songs waarvan
er een pak meer dan dertien in een dozijn zitten. Toonbeeld daarvan
is de prefabpunk van de nieuwe single ‘Walk over Water’. Wanneer je
echter voorbijgaat aan de banaliteit van het genre, moet toegegeven
worden dat de jongens zo slecht nu ook weer niet zijn. Zanger Remi
Tjon Ajong bezit een aangename stem waarmee hij in tegenstelling
tot veel van zijn collega’s live niet door de mand valt en harder
werk als ‘All you Have’ klinkt best aanstekelijk. De
voorspelbaarheid van de set had als voordeel dat er ook
herkenbaarheid was, waardoor de ABBox na wat tegenstribbelen
uiteindelijk toch meeging in het enthousiasme van de band. Green
Lizard zal nooit een baken van vernieuwing worden voor de
muziekwereld, maar het is verwonderlijk dat in tijden waarin veel
zwakkere groepen als Nailpin en Hoobastank de hitparades bestormen,
zij met hun vierde album ‘Las Armas del Silencio’ het nog niet
verder geschopt hebben dan dit.
Ook al was Green Lizard nog hersenloos entertainment, toch werd het
na een halfuurtje tijd voor het echte werk. Als onverwachte opener
koos Skin voor de B-side ‘Only Vultures’ en even
leek het alsof Skunk Anansie opgestaan was uit de dood. Niet alleen
lijkt het smerige nummer van het nieuwe materiaal het best op de
songs van weleer, ook de podiumstreken van vroeger kwamen terug:
van onder een overmaatse pet priemden de ogen van Skin doorheen de
voorste rijen van het publiek terwijl ze spastisch rondspringend de
snauwende lyrics uitspuugde. Met ‘She’s On’, het eerste van de acht
tracks die uit de laatste plaat gepuurd werden, verdween samen met
het hoofddeksel ook de woede van de brulboei. Want hoewel Skin
opnieuw voor het gladgeschoren hoofd opteerde, is ze tegenover
vroeger een veel gelukkiger persoontje geworden dat in plaats van
bijtende politieke en religieuze satire haar songs nu gebruikt om
anekdotische verhaaltjes over leven en liefde te vertellen. Op een
podium is ze even energiek als vroeger: tijdens de zachtere
momenten moet ze zichzelf bedwingen om het wat rustiger aan te doen
en bij de hardere songs vliegt de microfoonstandaard over het
podium (één keer zelfs tegen het gezicht van een nietsvermoedende
fotograaf) opdat het hele podium benut zou kunnen worden voor haar
monkey antics. Dit alles doet ze nu echter met een lach op
het gezicht en ook tijdens haar bindteksten daagt ze haar publiek
speels en treiterend uit.
Voor het leeuwendeel van de set lag het accent op nieuw werk. Skin
voelt zich duidelijk uitstekend bij de nieuwe plaat (wat met
‘Fleshwounds’ minder het geval was) en deze positieve energie
druipt dan ook van de nummers af. Singles ‘Alone in my Room’, ‘Just
Let the Sun’ en ‘Purple’ zorgden voor verwachte hoogtepunten, maar
daarnaast verrasten ook de beheerste rock van ‘Movin’ en de
prachtballad ‘Nothing But’, opgedragen aan “those of you who
are in love, because basically you’re screwed“. Uit de ‘Fake
Chemical State’-rij was het enkel het ongeïnspireerde ‘Take Me On’
dat teleurstelde. Vers van de pers werd Brussel ook getrakteerd op
drie nieuwe nummers, die als alles goed gaat volgend jaar deel
zouden moeten uitmaken van haar derde solo-plaat. Veelbelovend
daarvan waren alvast ‘Born Again Girl’, een powerballad met hints
van arrangementen a la Coldplay (hoe fout het op papier ook klinkt,
live staat de song er), en ‘Squander’, bij voorbaat het
‘Secretly’-moment van het nieuwe album. Uit ‘Fleshwounds’ kreeg het
publiek de singles te horen, waarvan vooral ‘Faithfulness’ en
‘Getting Away with it’ in steviger versies sterke momenten
opleverden. Als toemaatje had Skin nog uit elk Skunk Anansie-album
één track voorzien, maar hoe blij het weerzien ook was, vreemd
genoeg waren dit de momenten waar het spreekwoordelijke schoentje
wat wrong. ‘Hedonism’ blijft één van dé slows uit de jaren
negentig, maar spijtig genoeg dacht het publiek daar ook zo over
waardoor de term ‘meezinger’ even al te letterlijk werd opgenomen.
Dé onverwacht gemiste kans was ‘Charlie Big Potato’, waarbij het al
te duidelijk werd dat Skin de angst van weleer niet meer kan
kanaliseren en de vlijmscherpe randjes van de track zo wat
afgesleten leken. Aan dit lijstje van minpunten wil ik bij deze ook
kort nog even de vervelende, zagerige backing vocals toevoegen, die
zich in het vervolg beter exclusief als muzikant zouden opstellen.
Toch vervielen deze kleine valkuiltjes in het niets in de gehele
set, want dit anderhalf uur bood niet alleen de confrontatie met
een goedgeluimde Skin, maar eindelijk ook weer de herinnering dat
zij onder de rockvrouwen één van de meest imposante stemmen bezit
en deze live combineert met een bewonderenswaardige energie. De
grote zalen mogen er dan niet meer voor vollopen, het talent is er
nog steeds!