"Zoonlief, hijs je in je schooluniformpje en bezing me de geneugten van de liefde". Qua stimulans blijkbaar een stuk effectiever dan afzakken naar Lourdes, leert navraag ten huize Harrison. Naast zijn zoon manu militari het ziekenhuis uit te dirigeren, wist Henry Harrison met deze gevleugelde woorden zijn midlifecrisis ook kundig het hoofd te bieden.
Een dergelijke uitspraak moet wel een diepgelovige inslag hebben om zo’n effect te sorteren. Gegeven de inwisselbaarheid van het statuut Messias — werkzekerheid nochtans gegarandeerd — zou het echter niet fair zijn Mystery Jets op te hemelen tot redders van ettelijke onreine kinderzieltjes. Nee, het spiritueel trekje van de band situeert zich eerder in de wederopstanding van frontman Blaine Harrison die al sinds zijn prille jeugd met medische problemen allerhande af te rekenen kreeg. Veroordeeld tot levenslang krukkengebruik sloeg hij samen met zijn pa en een speelkameraadje, Will Rees, aan het musiceren. Initieel enkel bedoeld als afleiding —weg dit aardse tranendal — maar toen bassist Kai Fish en drummer Kapil Trivedi de band vervoegden, groeiden ze uit tot een ware sensatie op hun bevreemdend lapje Groot-Brittanië. Eel Pie Island is immers meer dan wat opgehoopt zand halverwege de Thames.
Enkele decennia geleden, was het eiland een broedplaats voor heel wat bands, van The Yardbirds tot The Who. Wat zich ook terugkoppelt aan Mystery Jets’ eigengereide geluid dat we met de beste wil van de wereld niet in een hokje gepropt krijgen. Cabaretpunk en britpop gelardeerd met een rondfladderende Morrissey, iets dergelijks. Tweede track "You Can’t Fool Me Dennis" kan zich erop beroepen een stijl of vijftien te combineren zonder fataal uit de bocht te vliegen. "You can do anything you want/as long as it makes sense" kan overigens tellen als aanstekelijke oneliner vermomd als filosofische overpeinzing. Pop à la The Coral blijft de enige echte constante doorheen het hele album. "The Boy Who Ran Away" zou, mondharmonica incluis, een mooie carnavalskraker van deze laatste kunnen zijn.
Geen zoetgevooisde britpop waarbij je tandglazuur spontaan van tot ontbranding komt. Integendeel, onconventionele riedeltjes die de gemiddelde verzekeringsmakelaar met buikje (én kalend én bezig aan zijn derde hypotheek) doet terugmijmeren naar de tijd dat hij nog ongegeneerd loos kon gaan op Deep Purple. Het breed uitwaaierende "Moonlight Satellite" zou hem wel eens een psychedelische uitstap van formaat kunnen bezorgen. Hulde met adjectieven als fris, dynamisch en andere modewoorden halen het hier toch ruimschoots op seventies-bombast.
Prijsbeest is echter "Alas Agnes". Travestierock is ongemeen hip — in de meer beschaafde redactionele kringen — en met dit nummer parasiteren ze succesvol op die trend. Het is de soundtrack van Berlijn in het interbellum, wanhopig de ondergang tegemoet feestend. Het geheel wint aan souplesse door de multivocale harmonieën en laidback gitaarritmes, een verdienste van de vitale senior. "Zootime" leunt dan weer wat dichter aan tegen de huidige beweging Britse bands, snerpende gitaar en gescandeerd refrein als teken aan de wand. Hoewel lichtelijk atypisch, wel verdomd aanstekelijk. "Soluble Air" ziet zich begeleid door piano en klinkt als de betere powerpop. Met de eer van halve ballad gaat "Little Bag Of Hair" echter lopen. Alle ingrediënten voor een trage zijn aanwezig, tot een wel erg gevoelige thematiek — Blaine’s ziekenhuisverleden — toe.
Kinderzieltjes, besmeurd met de satanische klanken van Arctic Monkeys, The Libertines of ander Brits gitaargeweld, mogen dit album echter verwelkomen als bolwassing annex trap richting traditie (dixit de reactionaire zak in elk van ons). Gehesen in kostschooluniform verkondigt zanger Blaine Harrison het woord. Het scheelt niet veel of we hangen aan zijn lippen. Jammer genoeg lijkt zijn versie van folkpop — spielerei met de meest uiteenlopende genres — een gebrek aan ervaring te maskeren. Eentje voor het vagevuur dus.