dEUS in De Roma: coördinator Paul Schyvens heeft er lang voor moeten aandringen, maar met de eerste theatertour van de band kwam het er dan toch van. Na jarenlang dezelfde festivalvriendelijke setlist, kreeg de zaal in hartje Borgerhout meteen ook een eindelijk eens verrassend optreden van de band.
Dat het vanavond niet volgens het beproefde dEUS-recept zou gaan, stond vooraf al vast. Onder de wat kige naam Soft Electric (wie is er hier bang voor de term “akoestisch”?) tourt de band immers met zijn zachtere nummers, de ballads die op elke plaat wel opduiken maar tijdens concerten geen plekje op de setlist kunnen vinden. Wie voor een rondje “Friday Friday Friday” brullen kwam, was er dus aan voor de moeite. Zittend op een klapstoeltje heeft dat sowieso ook al een pàk minder charme, natuurlijk.
Wat het dan wel wordt? Een set waarbij “Wake Me Up Before I Sleep”, waarschijnlijk een van de meest ingetogen, subtiele nummers van de groep, de toon mag zetten, maar vooral ook een set waarin geplukt wordt uit zowat alle albums, met gek genoeg een zwaartepunt bij Pocket Revolution — nochtans niet de grote favoriet bij critici en fans. Zo is er “Include Me Out”, dat nog maar voor de tweede keer op een dEUS-setlist zou staan, omdat de band het tempo nooit goed kreeg. Die ene keer dat de band het eerder probeerde, was het “zo traag dat de helft van de zaal is doorgegaan”. Uit Vantage Point wordt “Smoker’s Reflect” opgediept, met zijn Coldplaypiano niet meteen het boeiendste uit het dEUS-oeuvre, maar gesandwicht tussen “Secret Hell” en “The Magic Hour” is het van een zeldzame lichtvoetigheid in deze set.
Mooi ook hoe de groep hier zonder enige opsmuk staat: drie mannen op een krukje, één achter de drums en één achter de piano; zonder backdrop of frivole verlichting – Mauro Pawlowski zit de helft van de tijd zelfs in het halfduister. Tegelijk creëert zo’n zittend concert wel een sterk gevoel van afstandelijkheid, en dat lijken Barman en co ook wel te beseffen: bassist Alan Gevaert schopt zijn kruk halverwege de set aan de kant, die van Barman stond toen al lang ergens in een hoekje geschoven. Het is ook het moment voor wat steviger nummers – écht akoestisch wordt hier zoals beloofd niet gespeeld – met “Constant Now” als onverwachte uitschieter. De klassieke piano van Klaas Janzoons en de samenzang van de rest van de band tillen de in wezen wat banale rocker naar een hoger niveau.
Toch zit de grootste schoonheid in de oudste nummers: het zachtjes gloeiende “Magdalena” (“Blij dat ik toen niet verliefd was op een Els of zo”, aldus Barman over de titel), “The Magic Hour”, waarin Pawlowski vakkundig het goddelijke (ja ja) refrein van Craig Ward voor zijn rekening neemt en het bloedmooie “Right As Rain”. Barman schreef het ten tijde van debuut-EP Zea, bij het overlijden van zijn vader; ruim twintig jaar later heeft het nog niets van zijn kracht verloren. Ook al heeft Barman dan al lang niet meer de onvaste, wat hoge stem van destijds, en is die parlando aan het begin misschien niet zijn sterkste punt, toch kruipt het nummer je onder de huid als nooit tevoren. De bluesy gitaarsolo van Pawlowski in het slot, met de griezelige vioolklanken van Janzoons er doorheen, geeft “Right As Rain” na twee decennia de volgroeide afwerking die het altijd verdiende.
“Dit nummer schreef ik voor mijn zus. En zoals altijd als je voor familie schrijft: dat is op eigen gevaar. Ze was niet onder de indruk”, grijnst Barman breed aan het eind van “7 Days, 7 Weeks” waarvoor Lies Lorquet van Mintzkov wat vocale versterking komt leveren. Eerder dook ze ook al even het podium op bij “Eternal Woman”, waarvoor ze de frontman ook op plaatversie aanvult. Niet slecht, maar dan volgt pas echt het hoogtepunt: “Secret Hell”, wat ons betreft zonder enige twijfel het wonderschoonste dat Barman ooit op band zette. Zelfs zonder de krassende backing vocals van Stef Kamil Carlens – drummer Stephane Misseghers is een meer dan waardige vervanger – is dit moeiteloos het hartverscheurende hoogtepunt van dit concert. Voor de outro verzamelt de hele groep zich in een besloten kringetje, om de instrumenten alsmaar stiller te laten klinken, tot aan het eind enkel nog de prachtige viool overblijft.
De set zou niet compleet zijn zonder twee kleppers waarop iedereen zat te wachten: “Nothing Really Ends”, geen onbekende in de gewone dEUS-setlists en degelijk als altijd, en in de bissen, “Serpentine” dat het maximum haalt uit de vele stiltes die het nummer telt tot Pawlowski er in de finale nog een voorzichtige jazzdraai mag geven, en dan is het afgelopen. Het spacy “Dream Sequence #1” komt hier nog achteraan, maar is met zijn weerhaken en uitbarstingen een wat overbodig uitroepteken na dit concert, dat net zo sterk was omdat het naar dEUS-normen wel érg kalmpjes aan deed. Misschien moet deze groep maar eens wat vaker gas terug nemen.