Tot in den treure is de achterflap al verketterd en vervloekt. Of de korte inhoud geeft te veel weg, of enkele ronkende zinnen scheppen verkeerde verwachtingen. Niet zo echter bij Zeven dieren bijten terug, met achteraan een resem kritieken die Westermans lof zingen, naast een wel erg beknopte beschrijving van het opzet van dit boek. In de beperking toont zich evenwel de meester, om het met Goethe te zeggen. Inderdaad heeft Frank Westerman aan de drie noordelijke verkenningstochten van ontdekkingsreiziger Willem Barentsz genoeg om het te hebben over de wereld vandaag.
Klinkt dat geheimzinnig? Westerman haalt er nochtans geen kunstgrepen voor van stal. Simpelweg door onderzoekend naar de werkelijkheid te kijken en haar vanuit een journalistieke nieuwsgierigheid te fileren, stuit hij op onverwachte wetenswaardigheden. Zo linkt hij overblijfselen van een narwal aan de meervoudige moordaanslag van Usman Khan nabij London Bridge anno 2019. Hoe dat precies in elkaar steekt? Lees het vooral bij Westerman zelf, want het resumé zou bijlange niet zo spannend klinken als het relaas zoals zich dat doorheen Zeven dieren bijten terug ontvouwt.
In evenveel grote kapittels koppelt Westerman dieren die Barentsz en gevolg aangetroffen hebben tijdens hun poging om de Noordoostpassage – de kortste handelsroute tussen Europa en het Verre Oosten – te ontsluiten, aan observaties die iets zeggen over de geopolitieke verhoudingen tussen Rusland en Europa vandaag, dan wel over de relatie tussen mens en dier. Door het menselijk perspectief bij monde van Gerrit de Veer (die twee van Barentsz’ drie reizen schriftelijk documenteerde) te confronteren met de manier waarop dieren sinds hun ontmoeting met Barentsz in relatie tot de mens zijn komen te staan, ontstaat een interessante dynamiek. Vanuit voortdurend wisselende invalshoeken heeft Westerman het over de historische realiteit van de ontdekkingsreizen, met tussendoor bespiegelingen over achtereenvolgens de narwal, de lemming, de paling, de rotgans, de ijsbeer, het rendier en de koningskrab.
Kortom een bij elkaar gepuzzeld boek, met een duidelijke grondstroom en tussendoor enkele aardige intermezzi? Niets blijkt minder waar. Westerman schrijft zodanig begeesterend, dat het onderscheid tussen hoofd- en bijzaak (voor zover die al bestaat binnen zijn perfect opgebouwde vertellingen) helemaal komt te vervagen. Er is geen documentaire laag ondergeschikt aan de andere, of nog nauwkeuriger: de geschiedkundige laag heeft de actuele dimensie nodig, net zoals de blik vanuit het dier als antipode vraagt om een menselijk sujet, waarvoor Westerman zichzelf opvoert.
Hoe krampachtig deze techniek ook moge lijken op basis van voorgaande (armtierige) beschrijving, bij Westerman leest het allemaal weg alsof hij het in een vlaag van langgerekte inspiratie instinctief bij elkaar heeft gecomponeerd. Nochtans ligt aan de conceptie van een dergelijk schijnbaar intuïtieve coherentie noeste arbeid en vorsende journalistiek ten grondslag. Westerman mag dan laten uitschijnen dat bepaalde vondsten hem zomaar voor de voeten worden geworpen, het vormt deel van de charme van dit boek dat de auteur zichzelf niet belangrijker maakt dan hij is – een noodzakelijke pion, doch slechts een pion in het web dat zijn boek geworden is.
Dat Westerman erudiet schrijft en als geen ander kan vertellen, is eigenlijk oud nieuws. Niet voor niets mocht hij voor El Negro en ik ondertussen twee decennia geleden een Gouden Uil in ontvangst nemen. Inmiddels is Westerman verder gerijpt als schrijver. Hij neemt zijn ervaringen als correspondent in het Rusland van eind de jaren ’90 en begin de jaren 2000 (de eerste jaren na Poetins machtsovername) mee, evenals zijn achtergrond in de landbouwtechniek. Zodoende ervaart de lezer zijn diverse mijmeringen als zeer persoonlijk, hoewel Westerman zoals gezegd nimmer met zichzelf te koop loopt.
In hoofdzaak zijn het alleszins de dieren die voor het voetlicht worden geplaatst, zij het ook hier vanuit een objectief en vorsend oogpunt, en niet door de bril van de zoveelste ecologist die nog maar eens komt verkondigen dat we de planeet naar de knoppen aan het helpen zijn. Westerman houdt zich verre van dergelijke onheilsprofetieën vandaan, en de sterkte van zijn boek is juist dat hij zich strikt tot feiten beperkt. Wie wil, leest er een genadeloze dissectie in van wat het vooruitgangsoptimisme dat het kapitalisme, de voortschrijdende inzichten der wetenschap en het onstilbare menselijke verlangen naar ander en beter voor het dierenrijk heeft betekend.
Een mens wordt er voorwaar niet vrolijk van, maar als Westerman de pen voert, speelt een glimlach – zo een die verbazing, ongeloof, verrukking of gewoon blijdschap uitdrukt – steevast om de lippen.