Begin jaren zeventig werkt Jacques Tardi (1946) aan Een banale episode in de loopgravenoorlog dat door het striptijdschrift Pilote geweigerd wordt vanwege het gewelddadige en antimilitaristische karakter. Het blad publiceert wel het minder uitgesproken Vaarwel Morgendauw (1972). In diezelfde periode verschijnt ook zijn eerste meesterwerk De IJsdemon (1974). De antioorlogsretoriek zit ook hier nog enigszins verscholen, ditmaal in een Jules Verne-hommage, maar in het nauwelijks een jaar later verschenen Het ware verhaal van de onbekende soldaat trekt Tardi dan toch opnieuw voluit van leer tegen de oorlogswaanzin.
Een banale episode in de loopgravenoorlog (1975) verschijnt in een tweede, even uitgesproken versie in het tijdschrift Libération. Tardi’s faam is intussen gelanceerd met onder meer de start van zijn Isabelle Avondrood-reeks, de Nestor Burmabewerkingen en Het Besloten land. In 1983 verschijnt zijn magnum opus: Loopgravenoorlog. In ruim honderd pagina’s toont Tardi de gruwelen en waanzin van de Eerste Wereldoorlog, vanuit het standpunt van Franse soldaten. Wat daarbij nog het meeste opvalt, is dat hij de soldaten en officieren in al hun gebreken portretteert. Hoewel hij duidelijk sympathie heeft voor de frontsoldaten, betekent het niet dat hij blind blijft voor hun kleinmenselijk gedrag.
Zo beschrijft hij met een haast klinische blik hoe soldaten aan hun einde komen, terwijl hun kameraden, afgestompt door de gruwel, het louter lijken te registreren. Bij die beschrijvingen kiest hij niet voor een doorlopend verhaal maar wel voor vignetten die soms slechts enkele pagina’s beslaan en dan weer breed uitgeschreven worden en samen de periode 14-18 bestrijken. De achterliggende boodschap blijft hierbij een van wanhoop, verslagenheid of zelfs pure apathie en onverschilligheid. De legerleiding is niet minder dan een kille machine die het kanonnenvlees onverschillig aanlevert en geen oog heeft voor individuele omstandigheden. Wanneer een peloton net niet afgeslacht wordt, besluit de dienstdoende generaal bijvoorbeeld niet alleen de terugtrekkende soldaten te bestoken met mortieren maar ook om uit de weinige overlevenden willekeurig drie aan te duiden om te fusilleren, louter omdat het terrein gewonnen moest worden, los van de menselijke kost.
Het blind opvolgen van bevelen is de regel, zelfs wanneer dat indruist tegen elke menselijkheid of logica. Het meest absurde voorbeeld hiervan vormt wel het verhaal van Luciani, een Corsicaan die omdat hij geen Frans begrijpt, een bevel niet opvolgt en om die reden gefusilleerd wordt. Dat hij niet eens het proces of vonnis verstaat, is veelzeggend. Haast even schrijnend is het verhaal van Mazure die gescheiden is van zijn regiment en in een stukgeschoten dorp onderdak vindt. Hij belandt samen met een Duitse soldaat in een kelder waar ze besluiten elkaar niet naar het leven te staan maar een verstandhouding vinden. Wanneer Franse soldaten de kelder binnenvallen, wordt de niet-gewapende Duitse soldaat zonder boe of bah neergeschoten. Het schot maakt Mazure doof waarna hij ter dood veroordeeld wordt wegens desertie en het sluiten van vriendschap met de vijand.
Op die manier volgt doorheen de jaren de ene slachting na de andere wanhoopsdaad in en achter de loopgraven. Officieren zijn klootzakken maar in hoeverre de soldaten beter zijn, is maar de vraag. Sommigen onder hen hebben er evenmin een probleem mee om van hun ‘kameraden’, levend of dood, te profiteren. Op het einde van de dag lijkt alleen overleven ertoe te doen. De continue opeenvolging van doden, bombardementen, honger, vuiligheid en het desolate, kapotgeschoten landschap creëren dan ook een demoralisatie en ontmenselijking zonder weerga. Een keer slechts verschuift Tardi zijn aandacht van de loopgraven naar Parijs: bij de start van de mobilisatie worden op één na, alle bezoekers van een café zozeer gegrepen door een ongekende vaderlandsliefde dat ze elke zin voor nuance verliezen en zich keren tegen een oude man die er als enige niet aan toegeeft.
Door bewust te kiezen voor enkele tranches de vie weet Tardi de algemene gruwel en waanzin van de oorlog tastbaar en het persoonlijke leed zichtbaar te maken. Wanneer hij op het einde opsomt hoeveel verschillende landen en volkeren deelnamen aan de oorlog (inclusief de vaak vergeten inwoners van de toenmalige Franse koloniën) en het aantal doden, gewonden, invaliden, … vermeldt, zijn het niet langer louter getallen. De kleine geschiedenissen die er aan vooraf gingen maken duidelijk dat achter elk cijfer een mens van vlees en bloed schuilt en dat zijn individuele verhaal en leven ertoe doet.
Tardi maakt er doorheen Loopgravenoorlog een punt van beeld en tekst voor zichzelf te laten spreken. Op geen enkel moment neemt hij een uitgesproken standpunt in en toch spat de verontwaardiging en woede uit elke tekening en zin. Hoewel hij zelf erkent geen historicus te zijn en in die zin ook geen grote conclusies of diepere gedachten in het werk stopt, weten weinig werken zozeer de waanzin en wanhoop van de loopgraven en oorlog in het algemeen tastbaar te maken als hij doet Loopgravenoorlog. Veertig jaar na zijn eerste verschijnen staat het nog steeds als een huis en is de enige relevante vraag misschien wel waarom het werk niet continu in druk bleef.
De herdruk voegt een ruim aantal pagina’s toe met schetsen en tekeningen aan de hand van Tardi. Hoewel ze niets essentieels bijdragen aan het origineel, is het een mooie toevoeging aan de druk uit 1993, zij het vooral omdat Tardi hoe dan ook een meesterlijk tekenaar is.