In 1994 draaide Alex Proyas een verfilming van de comic The Crow. Die film was een bescheiden succes en verwierf naderhand een zekere cultaanhang, maar The Crow werd vooral berucht omwille van het ongeluk dat op de set het leven kostte aan Brandon Lee, de zoon van Bruce Lee die zelf overleed op de filmset van Game of Death in 1973. Lee overleed echter aan een hersenoedeem terwijl zijn zoon het slachtoffer werd van een ongeluk dat sterk doet denken aan wat meer recent gebeurde tijdens de opnames van Alec Baldwins Rust: foutief omgaan met een prop gun en slechts half veilig gemaakte munitie, leidde tot de dood van de acteur. Veel meer dan de weinige kwaliteiten van de film, is dat de echte erfenis van het eerder zwakke origineel.
Exact dertig jaar later waagt Rupert Sanders (Snow White and the Huntsman en de flauwe live-action versie van Ghost in the Shell) zich aan een totaal nieuwe interpretatie (ondertussen waren er wel ook al vervolgen, afkooksels en werk op televisie) die helaas een complete slag in het water is. Als er één ding was dat de film van Proyas ietwat cachet gaf, dan was het wel de production design die tenminste probeerde een beetje een interessant cinematografisch universum te scheppen, ook al was die poging dan grotendeels mislukt. De geforceerde new wave/punkaankleding die we hier opgelepeld krijgen in combinatie met slechte CGI en vlakke digitale cinematografie, behoort echter tot het lelijkste dat dit jaar de zalen ontsierde en doet de versie uit ’94 zowaar lijken op een visionair statement. Je zou verwachten dat een budget van 50 miljoen dollar (toegegeven, dat is middenmoot) toch wel iets zou opleveren dat tenminste voor het oog aantrekkelijk zou zijn, maar niks is minder waar.
Verhaalkundig wordt dan weer het bovennatuurlijke element een pak aangedikt, waardoor dit veel meer een soort horrorverhaal wordt terwijl zowel de originele comic als de eerste adaptatie meer taaie misdaad boden met wat spookachtige trekjes. Nu voert de protagonist, die uit de doden opstaat na een misdaad, een soort kosmische strijd tegen het kwaad die even slaapverwekkend als langdradig is. Hetzelfde geldt voor het veel meer uitdiepen van de centrale relatie die de herrijzenis van het gedode hoofdpersonage in gang zet. In oorsprong is The Crow een oeuvre dat groeide uit persoonlijk leed van de auteur en de verwerking van de dood van een geliefde. In de oudste versie werd dat allemaal nogal snel afgehandeld, dus in principe zouden we moeten toejuichen dat er nu ruimer tijd is om te laten zien waarom de titulaire kraai zijn ziel veil heeft om de dood van zijn vriendin te wreken. Jammer genoeg krijgen we alleen slechte pseudoromantiek, halfslachtig gemonteerd op flauwe songs. We kunnen dus niet wachten tot er eindelijk geknokt wordt, maar wat we dan krijgen is nog erger: afleggertjes uit laat kopiewerk van Hong Kong-cinema en eindeloos herhalen van dezelfde actiechoreografie.
Tijd dat protagonist Eric ‘De Kraai’ dus voorgoed te ruste wordt gelegd, want zijn nalatenschap op beeld is op zijn zachtst gezegd belabberd.