Ze waren de vroegste van alle ninetiesbands, ze zijn het meeste cult gebleven. Maar ook vierendertig jaar na de piek van Ritual de lo Habitual kan Jane’s Addiction nog steeds begeesteren. In de AB passeerde dinsdag een nieuwe reüniepoging, en die kan wel eens de laatste, maar ook beste geweest zijn.
Drie keer speelde Jane’s Addiction in België, en de recentste keer daarvan dateert alweer van Pukkelpop 2002. Zeggen dat dinsdagavond dus een momentje moest worden, is misschien wel een understatement. Niemand heeft immers beter de decadentie van het Los Angeles van eind jaren tachtig belichaamd dan dit gehavende, door rock-‘n-roll getaande viertal. Het leverde met Nothing’s Shocking (1988) en Ritual de lo Habitual (1990) twee klassieke platen op, maar ook een onvoltooid verhaal. Druggebruik dreef de band uit elkaar voor er meer dan een cultstatus kon worden opgebouwd, al bleef de video van “Been Caught Stealing” op MTV eindeloos verschijnen in Beavis And Butthead.
Een eerste reünie volgde in 2001, met dat legendarische optreden in Kiewit als gevolg. We sparen u alle bijbehorend en navolgend drama – bassist Eric Avery bedankte dertig jaar lang voor een terugkeer, gitarist Dave Navarro kwam en ging en kwam, en onderweg liepen talloze producers tegen de muur – maar hier zijn we. Het is 2024 en de klassieke bezetting van de band is eindelijk opnieuw voltallig, met naar verluidt zelfs een nieuw album in de pijplijn. In de AB steekt frontman Perry Farrell een volle fles rode wijn in de lucht, neemt een slok, en terwijl wierookgeur de zaal indrijft, kabbelt de groep rustig “Kettle Whistle” in. Tot Navarro er een bliksemschicht doorheen jaagt, en we vertrokken zijn.
Even een misverstand ophelderen, dus. Dit is niet de band van Farrell, die oude sjamaan die vandaag niet jonger dan zijn vijfenzestig lijkt, maar van Navarro en Avery. Het is als hun spel in elkaar klikt zoals in episch bisnummer “Three Days” dat deze machine onder stoom komt. Dan hoor je de psychedelische funkband die in een waas van drugs en ongein de hele LA-scene op zijn kop zette. Navarro, vandaag uitgedost als een Zorro-versie van Westworlds Man In Black, laat zijn gitaar janken, gieren, loeien en knarsen, Avery en drummer Stephen Perkins leggen er een betonnen maar soepel fundament onder. En die twee platen zonder Avery uit het eerste decennium van deze eeuw? Die worden wijselijk buiten beschouwing gelaten.
De line-up van toen speelt het materiaal van destijds, en dat werkt geweldig. Farrell heeft ook voor een cowboy-tint gekozen, en ruilde met een driedelig pak het rood fluweel van 2002 voor een midwestern gentleman-look. En hoewel hij af en toe wat hees overkomt, klinkt die schelle stem nog altijd als vanouds. Toch is hij vandaag minder vief dan ooit, mis je wat van de energie waar deze groep ooit mee morste.
In “Whores” is het de baslijn van Avery die de boel aanjaagt, “Had A Dad” heeft een onweerstaanbare groove. In “Ain’t No Right” ontbindt Navarro al zijn duivels. Tegen “Nothing’s Shocking” schrijven we dat hij mirakels doet met zijn gitaar. Wat is dit? Exorcisme? Farrell lult ondertussen over wafels – ‘Give me some whipped cream!’ – en onze aankomende verkiezingen. ‘Maak je geen zorgen, het komt allemaal goed, nog wijl ik leef’, sust hij. En daarmee zijn we aan het enige nieuwe nummer van de set: “Imminent Redemption”. Ok dan, Perry. Wij zullen ons door die Belang-overwinning worstelen, jij redt je straks wel met Trump?
Het eerste hoogtepuntje is niettemin “Jane Says”. Met twee akoestische gitaren wordt het een stuwend moment, waarin Farrell voor één keer focus moet houden. Het is de opmaat naar de finale, met een zinderend “Then She Did” en vooral “Been Caught Stealing”. In “Up The Beach” mag Navarro van de leiband – had ie die dan? – en wordt het helemaal episch. Een korte stop later mag hij in de bisronde gewoon voortdoen waar hij is gebleven. In de twaalf minuten van “Three Days” wekt hij een orkaan op, dwingt hij ze tot rust, om ze opnieuw op te wekken.
Daar wordt duidelijk waarom Jane’s Addiction ook bijna veertig jaar na zijn ontstaan nog steeds zo levendig klinkt. De kracht waarmee Navarro’s snarenspel, gestut door Avery’s potige bas, Farrells psychedelische verbeelding op sleeptouw nam; hoe ze elkaar aanvuren en temmen, in een wurggreep nemen of weer liefdevol los te laten, is onmiskenbaar. Hoe moeilijk de bandleden het onderling soms ook hebben, hoe hard de “ondraaglijke narcist” (zijn woorden) Farrell de boel soms kan versjteren.
Straks doen ze het trucje nog eens over op Werchter. Hebben ze toch maar mooi de kaap van vijf Belgische concerten gerond.