Diepe zucht. Van opluchting, of van uitputting. Van verslagenheid, gelatenheid, onverschilligheid, spijt, vertwijfeling. Het heeft Marika Hackman bloed, zweet, tranen en meer gekost, maar hij is er godverdomme gekomen, die vierde plaat: Big Sigh.
Na twee oerdegelijke langspelers die bovenal tevree leken met een relatief bescheiden leventje ver weg van enige omvangrijker opschudding, verraste Hackman in 2019 met Any Human Friend, waarop ze zich een eerste keer als eigenzinnige, gedurfde artieste aan de wereld toonde. Die mix van britpop met indiefolkinvloeden en elektronische toetsen bewees dat Hackman meer in haar mars had. Tegelijk sloeg de twijfel – en ja, corona – met alle geweld toe. Hackman ging zo hard onderuit dat ze niet wist of ze ooit nog aan musiceren zou toekomen.
Het heeft met hard labeur bijeengeharkte moed – die een titel als Big Sigh helemaal verklaart – nodig gehad, maar Hackman is uit haar dal geraakt. Nu is het de beurt aan de luisteraar om te zwoegen en te zweten, want Big Sigh is een heel fysiek album geworden. Op elk nummer vallen er wel ergens lekker blauwe plekken op te lopen. Dat is niet in het minst het geval in het best groteske “Slime” (viscerale seks met een maniakale grijns: “Take me in / Open up and spread me thin / Feel around the brain in my legs / It’s like a piece of bread / … / So show me around your garden of slime”, ja zeg), of een paar songs eerder nog in “Hanging” (“Hanging on your every word / And any time you talk / The rope is burning”).
Al dat bloed, zweet en tranen had allemaal verloren moeite geweest kunnen zijn, ware het niet dat ze met Big Sigh haar meest lichamelijke zelve in de armen sloot (wie Hackman een beetje gevolgd heeft, weet nochtans dat ze nooit de meest preutse van de klas was) – en dat vanuit de diepste ravijnen van haar existentiële woestenij. Naast opnieuw de duidelijke verklaring van de albumtitel toont het haar compromisloze visie op een manier die we nooit eerder van haar te zien kregen.
Een zogenaamde “tour de force”, zoals het cliché klinkt, dus? Ja, maar Big Sigh heeft evengoed stukken met beide voeten op de grond – net door dieper in te gaan op de mentale kant van de mens achter de muzikante. Neem nu single “No Caffeine”, waarop ze reciteert wat haar boven water haalt en houdt: de song bezit die uitbundigheid (lustige blazers, zowaar) uit haar eerdere platen die hier eerder uitzondering dan regel is. Door hier en daar wat stoom af te laten kan ze de spanning controleren, maar het laat anderzijds ook gissen naar wat er zou gebeuren als ze die druk nu eens liet opbouwen.
Op afsluiter “The Yellow Mile” komt alles wel mooi samen: harmonieën (“Don’t / Be / So / Kind”, horen we) die verdacht snel aan Sufjan Stevens doen denken, komen haaks op Hackmans woorden te staan als waren ze van Aldous Harding (“Show me the bones that we buried outside / No home grown, this is better”) op weg naar de uitgang, maar samen vormen ze een contrasterend hoogtepunt. Toepasselijk ook, want zoals haar leven in de aanloop naar deze vierde release is de plaat zelf een chronologie aan horten en stoten, met op het einde een letterlijk “loslaten” in de vorm van Big Sigh.