Eigenlijk had The Slow Shows daags na verschijnen van Subtle Love met een symfonisch orkest op het podium van het nieuwe MORGEN-festival in Zeeland moeten staan. Vergunningen – stikstof, begot! – staken er een stokje voor; uitstel naar volgend jaar. Maar dat die vijfde plaat met zo’n groot kader in gedachten geschreven is, hoor je.
Nu is The Slow Show nooit vies geweest van wat orkestratie, een arrangement dat al eens breed gaat. Van bij debuut White Water maakten blazers als het kon prominent deel uit van het groepsgeluid, strijkers lagen maar een gedachte verder. Zo’n optreden met orkest was maar een kwestie van mogelijkheden – niet wil.
Ik weet overigens niet écht of Subtle Love voor dat project in Zeeland is geschreven. De perstekst gewaagt van een opnameproces van vijf dagen – ‘eindelijk The Not So Slow Show’, grinnikte Fred ’t Kindt – wat daarvoor wat kort lijkt, maar dat de toestenist-arrangeur het moment gekomen zag om toch eens wat registers meer open te trekken op zijn synths, leek duidelijk. Dat blijkt al uit opener “Roulette”, dat strijkers heeft waar het doek aardig theatraal bij open gaat.
“Tides” bouwt op roffelende drums, waar Joel Mc Cullogh-Byrne een loeiend gitaartje doorjaagt, in “Learning To Dance” krijgt frontman Rob Goodwin gezelschap van een langzaam aanzwellend koor dat de song naar een epische finale jaagt. En dan is er “Builder Boy”, die single waar we u eerder al uitgebreid over berichtten, dat begint met een trippelend gitaarlijntje waar gaandeweg zoveel drumrolls, strijkers en andere aan blijven kleven dat groots onvermijdelijk wordt. In een geniale zet houdt The Slow Show er net een fractie voor dat zover is gewoon mee op, waardoor het ons eeuwig snakkend naar meer achterlaat.
Het hoeft niet altijd met alle toeters en bellen. In “Lament” is het één eenzaam trompetje dat even voor licht in de duisternis mag spelen. “Royal Blue” blijft helemaal klein en simpel. “Folk” spelt de biografie uit, en daar zit iets in. Tussen beide zit het enige popliedje van de plaat. “One Shot”; het beste bewijs dat The Slow Show geen popliedjes moet schrijven – daar zijn andere artiesten voor, en dat is ok.
De uitgeleide is nog eens uitgekleed. “Trainride” heeft het bijgevolg wat koud en krijgt een dekentje van strijkers, maar dat verhult niet dat het gewoon dat is: een folkliedje. In “Pale” mijmert Goodwin over wat voorbije toestanden, en ook dat gebeurt kaal en naakt. En zo is Subtle Love tegelijk klein én groot, maar vooral: andermaal een proeve van meesterschap.