Voor het eerst sinds een eeuwigheid stond Tool afgelopen vrijdag nog eens in een zaal te spelen in België. Wie gehoopt had op een triomftocht door de grote poort, was eraan voor de moeite. Tool serveerde een harde noot om te kraken, zowel muzikaal als emotioneel.
Bijna drie jaar duurde het voor Tool er na veel uitgestelde en afgelaste shows in slaagde om Fear Inoculum (2019) naar het podium te brengen. Dat is lang, maar in de wereld van Tool ook weer niet zo lang. Die plaat liet immers dertien jaar op zich wachten. De weg naar het concert en het wachten tot de eerste noten weerklonken waren dan ook een rondje existentieel worstelen, want Tool is nu wel écht dadrock geworden. Ja, ze zijn nog steeds één van de weinige bands die metal in de Tijdloze krijgen, maar het blijft steken dat de band die ooit ziedende songs als “Aenima” en “The Pot” schreef nu grijze haren gekregen heeft en de meeste leden rond de 60 bengelen. Bill Hicks met een bierbuik, het zou ook geen zicht zijn. “Warrior struggling to remain relevant”, het zijn niet onze woorden maar die van zanger Maynard James Keenan zelf. Hij liet al na één van de eerste songs van het concert merken dat het hem niet aanstond dat de fans van de band optredens tegenwoordig al zittend beleven.
Wij hoopten intussen vooral dat de band niet té prog en technisch geworden was, wat op Fear Inoculum met zijn ellelange solo’s en instrumentale stukken soms wel een beetje het geval was. Natuurlijk zijn Adam Jones, Danny Carey en Justin Chancellor geweldige muzikanten en hebben zij elk hun obsessieve fans die al hun partijen aan flarden analyseren op online fora, maar je wilt toch vooral een bánd horen. Je wilt een groep mensen zien die samen spelen, die elkaar aankijken met vuur in de ogen, geen robots die foutloos een plaat naspelen. Gelukkig was dat ook meer dan het geval. Tool ademde anno 2022 nog steeds een “wij tegen de rest”-gevoel uit, en speelde nadrukkelijk als één geheel. Maar wel op hun eigen voorwaarden, en wie kwam voor een rondje “Stinkfist” en “Schism” was eraan voor de moeite.
Het was dan ook dubbel jammer dat “Fear Inoculum”, de openings- en titeltrack van de plaat, en een herwerkt “Opiate” nog een worsteling met de sound van het Sportpaleis en al haar gebreken waren. De songs trokken je mee, en tegelijk ook weer niet. Altijd ontbrak er wel één puzzelstukje. Wat wel meteen opviel was de indrukwekkende visuals die Tool naar gewoonte weer mee had. Tegen dat de band een razend “The Pot” neerzette, waar alleen de overgangen nog een beetje in het water vielen, was het euvel van de mixing gelukkig rechtgezet. Daarna werd je helemaal meegezogen in de apocalyptische wereld van de band. “Pushit” was overweldigend goed, een afwisselende agressieve en uitwaaierende trip die voortdurende schuurde waar het pijn deed, met haperende en inktzwarte visuals als een VCR uit vervlogen tijden. Geen escapisme hier, wel een ijskoude blik op de condition humaine. Tool leek trouwens een hele avond de cynische kant van hun werk in de verf te willen zetten. Waar de band vroeger nog wel eens een vlucht zocht weg van de dwaasheden van de mensheid in esoterie en spiritualiteit, was het alsof Tool nu vooral de mens als een “virus with shoes” wilde neerzetten.
Dat gevoel werd nog eens bevestigd met een razend “The Grudge”, dat de stad op zijn grondvesten deed daveren, en de welkome verrassing “Right In Two” van 10 000 Days. Daarop zingt Keenan vanuit het standpunt van twee engelen die commentaar geven op de onthutsende domheid van de mens, die elkaar liever de hersens inslaan dan diezelfde hersens te gebruiken om er het beste van te maken. Onze soort als apen met pretentie én dodelijke wapens, de maatschappij als een oververhitte mierenhoop, je kan heden ten dagen weinig tegen die schets inbrengen. Tussendoor weefde de band de meer contemplatieve songs van hun laatste plaat tussen hun set, als rustpunten, uitnodigingen om ook eens naar binnen te kijken. “Descending” en “Pneuma” waren meeslepend en, anders dan op plaat soms het geval was, niet eindeloos in de slechte zin van het woord. Tussendoor zag je de muzikanten naar elkaar toelopen, interageren, en elkaars minuscule uitschuivers met liefde toedekken. Ondertussen stond Keenan als een clown, sater, nar op de achtergrond alomtegenwoordig te wezen.
Tool sloot de reguliere set af met “Hooker With A Penis” die aankwam als een vuist in je gezicht waarbij vooral Keenan zich nog eens helemaal kon laten gaan in zijn ‘rant’ tegen een fan die hem ooit kwam zeggen dat zijn band vroeger beter was. Hoe zou het trouwens voelen om die woorden lang geleden in een waarschijnlijk dronken bui gezegd te hebben en dertig jaar later nog steeds avond na avond uitgescheten te worden? Tool heeft nu eenmaal een dubbelzinnige verhouding met haar soms nerdy en obsessieve fanbase, en zeker na zo’n dwarse set na jaren afwezigheid kon het nummer wel tellen als middelvinger naar wat het grote én kleine publiek van de band verwacht.
Dat de band na tien minuten pauze herbegon met een drumsolo van Carrey, vonden wij minder erg aangezien wij nu eenmaal geen drummer zijn en de rij tot de toog nog vrij substantieel was. “Culling Voices” maar vooral de trip die “Invincible” was, sloten het concert overtuigend af. Tool was anno 2022 nog steeds alles wat de band altijd al contradictorisch en spannend maakte: zowel hyperagressief als spiritueel, plat en intellectueel, muzikaal en visueel sterk, perfectionistisch/neurotisch en menselijk tegelijk. Je ging alleszins geïntrigeerd en nog lang niet uitverteld naar buiten, een beetje zoals Tool zelf.
Ik was er deze keer echt als dad, met m’n zoontje van zeven die voor het eerst van z’n leven mee mocht naar een concert. Hij vond het ge-wel-dig.
Ik heb er meer jonge kinderen en jongeren gezien, en eigenlijk vond ik de leeftijd van het publiek juist verrassend gevarieerd, van zeven tot zeventig.