In België te zien via VOD
Het is 75 jaar geleden, en dus wordt het misschien wel eens tijd om het er eindelijk eens over te hebben. Revolusi van David Van Reybrouck deed het op indrukwekkende wijze door de stemmen van toen aan het woord te laten, in De Oost geeft regisseur Jim Taihuttu een fictieve draai aan de Nederlandse wandaden in het Indonesië van de jaren veertig. Het resultaat is een flauwe film die de essentiële discussie uit de weg gaat.
Het was nochtans al genoeg om de nabestaanden van kapitein Raymond Westerling de kast op te jagen. Dat snorretje leek te veel op dat van Hitler, die uniformen waren iets te Nazi-achtig zwart! Gek genoeg waren ze wel zo slim om niet in twijfel te trekken dat wat hun vader daar in “De Oost” had gedaan behoorlijk onfris was.
Het heeft niettemin lang geduurd voor dat in Nederland kon en mocht besproken worden. Wat besmuikt als “De politionele actie” — een eufemisme als een ander — werd omschreven, was niets meer of minder dan staatsterreur tegen hele gemeenschappen, of ze nu voor of tegen de Indonesische onafhankelijkheid waren. Angst aanjagen was het doel, en dat deed Westerling het efficiëntst van iedereen, door heel dorpen in de fik te steken, iedereen die maar een zweem van verdachtmaking om zich had te executeren.
Vanzelfsprekend kiest Taihuttu voor het perspectief van de jonge militair die met ontwapenende maagdelijke blauwe ogen in het Verre Oosten terecht komt. Hij heeft genoeg Vietnamfilms gezien om te weten dat het zo werkt. Want ja, dit moest zijn Platoon worden, liever nog zijn Apocalypse Now, met Marwan Kenzari als de duivelse Kolonel Kurtz in de gedaante van “De Turk”, een charismatische militair die schijnbaar de vrij hand heeft gekregen.
Dat de omschrijving daarbij blijft — een occasioneel ‘Raymond’ niet te na gesproken is er geen verwijzing naar Westerling — is veelbetekenend voor de hoeveelheid meel waarmee in de mond wordt gesproken. Het duurt meer dan een uur voor Taihuttu ons eindelijk meeneemt naar de essentie van wat daar op die eilanden rond de evenaar is gebeurd, en hij doet dat op zo’n manier dat we niet eens begrijpen waaróm.
Alle vakjes van de Vietnamfilm zijn ondertussen afgevinkt. De kennismaking met de onherbergzame jungle, de bevolking die stug is, of net hulp vraagt, de prostituees — natúúrlijk volgt er een klef stukje zijplot waarin soldaat Johan (Martijn Lakemeijer) zijn hoertje wil “redden” — en de kameraadschap. Het wordt allemaal gefilmd in aantrekkelijke, overgesatureerde beelden die fel contrasteren met het grauwe van de flash forwards in naar Nederland van begin vijftig als Johan terug in Nederland is. En plots duikt “hij” op. We moeten aanvaarden dat er van hem een aantrekkingskracht uitgaat, maar Kenzari weet het nauwelijks te verkopen. Johan raakt niettemin in de ban en laat zich meeslepen in acties die de morele grenzen ver voorbij zijn.
Voor de goede orde: die “politionele acties” bestonden erin dat Westerlings troepen de hele bevolking van een dorp samenriepen, alle hutten in de fik staken, en dat de kapitein vervolgens alle rebellen van achter een tafeltje eenvoudigweg neerschoot. Taihuttu slaagt erin om niet de gruwel, maar de administratieve sleur ervan in beeld te brengen: meer dan elke keer opnieuw dat tafeltje en een kogel was de terreur volgens hem niet – je vraagt je bijna af waarom ze al die moeite deden.
Ook wanneer Johan bezwaren begint te uiten is zijn motivatie nauwelijks te begrijpen. Zoals hij Westerling is gaan volgen — misschien omdat zijn vader tijdens de net afgelopen oorlog “fout” was, zo wordt gesuggereerd– moeten we maar aanvaarden dat hij nu morele problemen krijgt. Westerling reageert al even irrationeel; het zal wel. De uitroep “het is maar een vleeswond” klinkt als slecht vertaalde ‘Monty Python’. Onvergeeflijker nog is het volstrekt fictieve einde in het Nederland van de jaren vijftig, waarin Johan een laatste punt maakt. Ook nu is er geen verklaring, gewoon goedkoop effectbejag, met het hypergestileerde eindbeeld als druppel die de emmer doet overlopen.
De Oost is niet eens het begin van een gesprek dat Nederland eindelijk moet hebben, de film krabt hoogstens aan de oppervlakte.