Na een jaar gedwongen afwezigheid is het BIFFF (Brussels International Festival of the Fantastic Film) terug – zij het wel in een online versie. Op 6 april gaat het festival van start en kan u alles volgen op onze jaarlijkse blog … welcome !!
Vrijdag 2 April
Een film die reeds vooraf bekeken werd en helaas niet tot het beste zal behoren dat op het festival te zien is.
Psycho Goreman
Dat een paar vage ideeën en wat creatieve invallen rond design niet noodzakelijk tot een degelijke film leiden, wordt ten overvloede geïllustreerd door Psycho Goreman, een ongegeneerde ode aan goedkope science fiction- en horrorfilms uit de jaren tachtig en negentig.
Het weinig ter zake doende verhaal is opgezet rond twee kinderen die een kwade buitenaardse kracht wakker maken, maar door toeval ook het juweel in handen hebben waarmee ze het wezen kunnen controleren. Op zich kon dat de aanzet zijn voor een hommage aan een hele reeks obscure (van Wishmaster tot Leprechaun) en minder obscure (Videodrome en The Terminator) voorgangers, ware het niet dat de makers beter een beetje strenger geweest waren voor zichzelf. Er zitten een aantal knappe concepten voor decors en kostuums in Psycho Goreman, maar helaas wordt daar nooit een echte film rond gebouwd. Het helpt zeker niet dat de personages ronduit irriterend zijn, de komische terzijdes uit een handvol verschillende films lijken te komen en de paar echt geslaagde momenten eindeloos herhaald worden.
Heel diep onder al deze ondraaglijke onzin zat ergens een idee voor een film verborgen, maar dat was hooguit geschikt voor een korte prent van twintig minuten. Uitgesponnen tot een langspeler is het uiteindelijke resultaat niet om aan te zien.(DVB)
‘Psycho Goreman’ van Steven Konstanski met Nita-Josee Hanna, Owen Myre – Canada – 2020 – 95 minuten – Score: 2/10
Retfærdighedens Ryttere (Riders of Justice)
Het Deense Riders of Justice opent met de stelling dat toeval niet bestaat. We zien vervolgens hoe een kersverse rouwende weduwnaar (Mads Mikkelsen als een militair met op zijn zachts gezegd een paar psychologische problemen) die bewering gebruikt om rechtvaardigheid te vinden na een treinongeluk dat zijn vrouw het leven kostte. Drie eenzaten hebben hem er immers van overtuigd aan de hand van algoritmes en het internet, dat het gebeuren geen toeval en dus geen ongeluk kan geweest zijn.
Films hoeven niet noodzakelijk een moreel kompas te hebben en nog veel minder hoeven ze een correcte moraal uit te dragen, maar anno 2021 is het toch niet echt verkwikkelijk om te kijken naar een prent waarin een groep zonderlingen overgaat tot moord om toch maar het grote gelijk van hun vergezochte internettheorietjes te bewijzen. De frustraties van een verzameling sociaal geïsoleerden die heilig geloven in wat het net hen vertelt, krijgt hier dan ook een akelige bijklank: wanneer de eerste dode gevallen is, stampt de computerfanaat van de groep er vrolijk op los, zijn frustratie over de maatschappij uitschreeuwend. In een wereld waarin de meest debiele stellingen voor waar worden aangenomen en reden zijn de wapens op te nemen, is de humor in Riders of Justice dan ook nog geen klein beetje wrang te noemen.
Als dat alles ook nog verpakt is in een banale en onpersoonlijke stijl, krijg je als resultaat een ramp van een film. Wie graag een goede zwarte komedie ziet over sociale frustraties die uit de hand lopen, kan Sightseers van Ben Wheatley eens een kans geven: subtiel, donker en zeer grappig – adjectieven die volkomen misplaatst zijn bij Riders of Justice.(DVB)
‘Riders of Justice’ van Anders Thomas Jensen met Mads Mikkelsen, Nikolaj Lie Kaas – Denemarken – 2020 – 116 minuten – Score: 2/10
Dinsdag 6 April
Possessor
De appel valt niet ver van de boom ten huize Cronenberg, want zoon Brandon hoeft allerminst onder te doen voor de expliciete body-horror waarmee vader David (Crash, Videodrome) door de jaren heen zijn stempel heeft gedrukt.
Het verhaal van Possessor draait rond Tasya Vos (Andrea Riseborough), een huurmoordenares die via implantaten en een soort van VR-bril andermans lichaam en bewustzijn kan overnemen voor het uitvoeren van haar moorden. Eens de opdracht uitgevoerd is, laat Tasya haar host ook zelfmoord plegen, want dat is de enige manier om uit haar kunstmatige trance te geraken. Echter geraakt haar bewustzijn steeds meer verstrengeld met dat van haar “dummies” waardoor ze uiteindelijk ook vervreemd geraakt van haar man en zoontje, iets wat ook haar baas Girder (Jennifer Jason Leigh) niet ontgaan is. De psychologische aftakeling en paniekaanvallen culmineren in Tasya’s laatste opdracht: het doden van de rijke CEO John Parse (Sean Bean) en zijn dochter Ava.
Brandon Cronenberg is net zoals zijn vader duidelijk geïnteresseerd in de relatie tussen mens en technologie en de nare gevolgen die daar mogelijks uit voort kunnen vloeien. Tussen de wrede uitbarstingen van geweld door snijdt de film thema’s aan zoals het verwateren van identiteit en privacy in een wereld die steeds meer gedigitaliseerd geraakt. Possessor is rauw, troosteloos en hondsbrutaal, maar mede door de relevantie van de ethische vraagstukken, de nagelbijtende spanning en het strakke design (de DOP en make-up afdeling verdienen een dikke pluim) nu al een BIFFF-favoriet.(PV)
‘Possessor’ van Brandon Cronenberg met Andrea Riseborough, Jennifer Jason Leigh – Canada/UK – 2020 – 104 min – Score: 8,5/10
Woensdag 7 April
Honeydew
Honeydew laat zich het best omschrijven als een kruisbestuiving tussen ‘Hans en Grietje’ en The Texas Chainsaw Massacre. Schrijver-regisseur Devereux Milburn toont zich meteen sterk in het opbouwen van spanning en sfeer, maar ergens hapert zijn formule.
Het jonge koppel Sam en Rylie (Sawyer Spielberg en Malin Barr) wordt tijdens het kamperen op een privédomein verzocht om hun boeltje bijeen te pakken en elders hun tent op te zetten. Als ook hun auto niet meer wil starten (uiteraard!) moeten ze voor hulp aanbellen bij een afgelegen boerderij. Karen, de vrouw des huizes (een efficiënt angstaanjagende Barbara Kingsley) is verdacht gastvrij en verzoekt hen te blijven dineren totdat de takeldienst ter plaatse is. Het spreekt voor zich dat de takelwagen nooit komt opdagen waardoor Sam en Rylie genoodzaakt zijn de nacht door te brengen bij Karen en haar mentaal afwezige zoon Gunni. Deze laatste vult zijn tijd met het staren naar een oude televisie die Betty Boop-cartoons afwisselt met statische ruis.
Honeydew is bij momenten heerlijk surreëel en doet qua sfeer onder andere denken aan het werk van David Lynch, Ari Asters’ Midsommar en Charlie Kaufmans’ recente Netflix-film I’m Thinking Of Ending Things. Ook de inventieve sound design – die macabere, organische klanken afwisselt met bevreemdende achtergrondmuziek (zoals een marimba-versie van Ave Maria) – en de suggestieve beeldvoering van cameraman Dan Kennedy dragen bij aan het onheilspellende ongemak waarin Sam en Rylie verzeild geraken. Het is jammer dat de prent naar het einde toe afglijdt naar de vertrouwde paden van de plattelandshorror. Toegegeven: een echte slasher wordt het nu ook weer niet (al doet een cameo van Lena Dunham anders vermoeden), maar toch lijkt Honeydew vooral te hinken op twee gedachten waardoor het middelmatige dessert een beetje afbreuk doet aan de smakelijke maaltijd die eraan voorafging.(PV)
‘Honeydew’ van Devereux Milburn met Sawyer Spielberg, Malin Barr – VS – 2021 – 106 min – Score: 6/10
Donderdag 8 April
The Closet (Keullojet)
Moeders hou uw… Ah nee, vaders hou uw dochters binnen. Maar wees er vriendelijk tegen en sluit ze vooral niet op in de kast! Met dit basisidee laat Kim Kwang-bin ons sidderen van angst in zijn film The Closet. Als kijker ben je honderd minuten lang sidderend aan het scherm gekluisterd en wordt je meegezogen in de donkere onderwereld van vader Sang-won en dochter Yi-na. The Closet is een horrorfilm ‘pur sang’ en ik kan je verzekeren, je controleert nadien je kasten voor het slapengaan.
24 oktober 1998, het lijkt een onschuldige datum ergens in het najaar. Maar beeldt u in dat er echo’s klinken van triangels, Oosterse rituelen worden uitgevoerd en vooral, dat uw kasten krakend opengaan, zonder enige aanleiding. Al vanaf de eerste minuut heeft regisseur Kim Kwang-bin onze aandacht vast en die wordt niet gelost tot de laatste minuut. Daar tussenin vertelt hij ons, met de nodige spanning, een verhaaltje. Over een vader, Sang-won, die met zijn dochtertje, Yi-na, verhuist omwille van de moeder die verongelukt is en de vader die daardoor met heftige paniekaanvallen kampt.
Al snel wordt duidelijk dat vader en dochter geen warme relatie hebben. De architect, die graag pronkt met zijn statussymbolen -groot huis, ‘Apple around the clock’, grote wagen- maar geen aandacht heeft voor zijn dochtertje van elf jaar, probeert haar om te kopen met dure gelimiteerde poppen uit New York. Maar zo schattig en onschuldig lijkt dat poppetje niet. Want voor je het weet, horen vader en dochter stemmen die er niet zijn. En dan slaat het noodlot toe, want de pop in de kast lijkt warmer en meer geborgenheid te hebben voor Ina, dan haar vader. Niet wetende waar zijn dochter is, start Sang-won een onderzoek. Maar Yi-na is niet het enige meisje dat op mysterieuze wijze verdwijnt in haar huis. En toevallig is er net iemand die hier meer van weet. Want van zodra de exorcisme-held (Kim Nam-gil) zich aanmeldt, gaan de poppen pas echt aan het dansen.
Kim Kwang-bin raapt alle elementen bij elkaar die nodig zijn om de kijker de daver op het lijf te jagen. Krakende deuren, enge poppen, 3 als ‘heilig’ getal en een groot huis midden in een bos. Ook muziek heeft een doorslaggevende rol: als je de film zou bekijken met gesloten ogen, is de spanning die zichtbaar wordt door de muziek, nog intenser voelbaar en wel tot in je kleinste teen. De film bezondigt zich iets te veel aan allerlei makkelijke referenties (van The Conjuring tot Inception en zelfs Hitchcocks The Birds) maar je ziet als kijker wel dat Kim Kwang-bin alles uit de kast heeft gehaald om van The Closet een film te maken die je slapeloze nachten bezorgt.(TVDS)
‘The Closet’ van Kim Kwang-bin met Jung-woo Ha, Yool Heo – Zuid-Korea – 2020 – 97 minuten – Score: 8/10
Host
Hadden we nu écht nood aan een found footage film nodig die ons dwingt om ook in onze vrije tijd naar een Zoomcall te liggen staren? Wel ja dus, zo blijkt na het zien van Rob Savages Host. Dat er een lockdownfilm moest komen die typische elementen van het ‘Nieuwe Normaal’ zoals de zoomcall zouden belichamen, was onvermijdelijk. Dat die film ook een staaltje hyperefficiënte cinema zou zijn, was echter niet even verwacht.
Host is de zoveelste prent in de traditie van een aantal found footage prenten die dezelfde strategie voeren: met erg beperkte middelen wordt een high concept film in elkaar gestoken, om vervolgens met behulp van een uitgekiende marketingtruc hopen cash te oogsten.
.Wat zo heerlijk is aan Host is dat de film nergens pretendeert meer te zijn dan wat hij is: een efficiënte horrorfilm, met geloofwaardige en herkenbare personages. Herkenbare elementen uit je eigen videochatverleden worden subtiel aangebracht zonder dat het een gimmick wordt en iedereen krijgt nét voldoende achtergrond mee om de dynamiek van de groep te vatten.
De plot van Host heeft niet zo heel veel om handen en de film duurt dan ook hoop en al slechts een goede 56 minuten. Kwaliteit boven kwantiteit echter. Vrij snel gaat het van “niet uitstekend” naar complete waanzin en vanaf het eerste moment dat je voor het eerst met de daver op het lijf zit, besluit Host – op één korte uitzondering na – zijn greep niet meer los te laten. Die 56 minuten zijn daarom beklijvend en uitputtend genoeg en eerlijk gezegd: méér van dit zou niet evident zijn om uit te zitten.(JH)
‘Host’ van Rob Savage met Haley Bishop, Jemma Moore, Emma Louise Webb – United Kingdom – 56 minuten – score: 8/10
Vrijdag 9 April
Bloody Hell
Met een hoofdpersonage dat Rex Coen (Ben O’Toole) heet, doet regisseur Alister Grierson nagenoeg geen moeite om enigszins te verbergen welke stijl hij nastreeft in Bloody Hell. Hij komt met deze hondsbrutale, zwarte komedie echter wel nog niet helemaal in de buurt van het niveau van een Fargo of Big Lebowski van de echte Coen Brothers. Wie in is voor een hersenloos anderhalf uurtje plezier, zal zich evenwel zeker niet bekocht voelen.
Rex Coen is een ‘all American’ ex-gedetineerde die zijn verleden ontvlucht door naar een willekeurig land op de kaart te verhuizen. In dit geval moest dat dan maar Finland zijn. Zijn plan was om de hel van zijn verleden achter zich te laten, het resultaat is echter dat hij in een nog gruwelijkere hel terechtkomt. Voordat Rex goed en wel voet aan grond gezet heeft, wordt hij namelijk gekidnapt door een krankzinnige familie die amper dient onder te doen voor voorgangers in het genre (denk de gestoorde families in The Texas Chainsaw Massacre en House of a 1000 Corpses).
De kijker dient eerst door redelijk wat expositie en karakterverleden te kauwen, maar net wanneer je je geduld begint te verliezen, komt er schot in de zaak: we zijn getuige van een Rex die vastgeknoopt in de kelder ontwaakt en merkt dat hij één been armer is. Voor hem start de nachtmerrie, voor ons de fun. Grierson heeft voor een groot deel van zijn film niet veel meer nodig dan een aantal goed op elkaar afgestemde elementen, zijnde hoofdpersonage Rex, de verpersoonlijking van diens geweten en een lugubere kelder. De scènes binnen dat raamwerk zijn dan ook de beste van de film. Het komische talent van Ben O’Toole – zijn wij trouwens de enige die daar een een jongere Nic Cage menen te zien? – zorgt ervoor dat deze film blijft onderhouden en geen vaart verliest. Grierson durft tegen een aantal politiek correcte schenen te schoppen en schrikt niet terug voor enige brutaliteit. Zo wordt o.a. een kind loeihard door een volwassene in het gezicht geschopt en dat moet dan doorgaan voor een komisch intermezzo. Bloody Hell misstaat dus zeker niet in een BIFFF-programma, maar zal afgezien daarvan niet lang in het geheugen gegrift staan. (JH)
‘Bloody Hell’ van Alister Grierson met Ben O’Toole, Meg Fraser, Caroline Craig – USA – 93 minuten – score: 6,5/10
Zaterdag 10 April
Madeleine Sims-Fewer schreef en regisseerde samen met Dusty Mancinelli de wraakthriller Violation en nam daarbij ook nog de hoofdrol voor haar rekening. Dat is behoorlijk ambitieus en helaas is het eindresultaat ook een bewijs dat zoveel mogelijk in eigen beheer doen niet per se een meer coherente film oplevert.
Sims-Fewer (die overigens wel degelijk acteert) speelt Miriam en brengt samen met haar man een bezoekje aan haar zus Greta die diep in de bossen van Quebec woont. Er zijn duidelijk wat spanningen en sluimerende vetes tussen de zussen en deze bereiken een hoogtepunt wanneer Miriam opbiecht dat ze verkracht werd door Gretas’ echtgenoot Dylan, iets wat deze laatste blijft ontkennen. De wraak die Miriam neemt is behoorlijk expliciet maar wordt ook niet verheerlijkt. Dat is ook meteen een van de kwaliteiten van Violation: zowel de vergelding als de nasleep ervan geven op overtuigende wijze weer dat wraak zelden zoet smaakt en dergelijke acties enkel maar leiden tot meer ellende.
Wat wel stoort is dat Sims-Fewer en Mancinelli gebeurtenissen onderbreken met flashbacks die amper te plaatsen zijn op een chronologische tijdlijn. Hierdoor is het als kijker moeilijk om gedragingen en motivaties van de personages juist te kaderen en echt betrokken te blijven. Het overvloedig gebruik van tussenshots met insecten en wolven die hun prooi verslinden hint dan weer te duidelijk naar voor de hand liggende symboliek. Dat kan werken (denk maar aan het “Chaos reigns”-vosje uit Lars Von Triers’ Antichrist) maar hier komt het eerder geforceerd over. Violation heeft zijn momentjes, maar de makers doen ook net iets te hard hun best om subversief en slim te zijn.(PV)
‘Violation’ van Madeleine Sims-Fewer en Dusty Mancinelli met Madeline Sims-Fewer, Anna Maguire – UK – 2020 – 107 min. – Score: 5,5/10
Zondag 11 April
Anything For Jackson
Christmas Catch, Christmas In The Rockies, Christmas In the Wilds, Christmas in Paris, A Christmas Village en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan, want de filmografie van Justin G. Dyck is een bizar lange lijst van kerstfilms die toch wel menig wenkbrauw zal doen fronsen (Wordt die man dat dan nooit beu?). De niet Kerst-gerelateerde films klinken overigens niet veel beter: wat bijvoorbeeld te denken van Ponysitters Club: The Big Sleepover? Het mag dan ook wel een grote verassing genoemd worden dat diezelfde regisseur met Anything For Jackson zo maar even de poorten van de hel opensmijt en ons daarbij ook nog eens met succes de stuipen op het lijf jaagt.
“Ik wil eens iets anders proberen” zal Justin G. Dyck gedacht hebben, en we mogen hem dankbaar zijn voor die ingeving. Het oude echtpaar Audrey en Henry (Sheila McCarthy en Julian Richings) besluit om met behulp van een occult boek en een satanische sekte hun verongelukte kleinzoon Jackson terug tot leven te wekken want dat is wat goede, liefdevolle grootouders dan doen, toch? Hiervoor ontvoeren ze de zwangere Shannon (Konstantina Mantelos) wiens ongeboren baby als gastlichaam zal moeten fungeren voor de opgeroepen geest van Jackson. Het ritueel loopt uit de hand en het koppel krijgt dan ook een hoop meer demonische creaturen over de vloer dan wenselijk was.
Aanvankelijk zal je Audrey en Henry willen verafschuwen, en met rede, maar ergens voel je ook sympathie omdat hun wanhoopsdaad natuurlijk voortkomt uit een immens verdriet waarmee beiden niet langer kunnen leven (ook hun dochter kwam om het leven in hetzelfde ongeluk dat hun kleinzoon het leven kostte). Die ambivalente gevoelens zijn op zich al een krachtig uitgangspunt om betrokken te blijven. Stilistisch gezien bevat Anything For Jackson echo’s van Sam Raimi (vooral het al even geslaagde Drag Me To Hell) en Fargo van de Coen-broertjes. Die laatste vergelijking is niet enkel gestoeld op de gitzwarte humor maar ook de klungelige rol van opa Henry (die doet denken aan het gestuntel van William H. Macy’s Jerry Lundegaard) en het feit dat ook hier een houthakselaar meer fijnmaalt dan alleen maar snoeiafval. Het originele en angstaanjagende ontwerp van de hellecreaturen, die zo lijken weggelopen te zijn uit Japanse horror-games zoals Silent Hill of Resident Evil, is misschien nog wel het beste aspect van de film en doet je echt wel in een hoekje kruipen. Een mooi (nu ja, mooi) voorbeeld daarvan is het oude vrouwtje dat zodanig goed flost dat haar tanden als knikkers op de grond vallen. Qua sfeer en gezelligheid dus een dikke tien!
Het laatste deel voelt misschien wat overhaast aan en had gerust wat meer tijd mogen nemen (stiekem hoop je op een over-the-top finale zoals in Cabin In The Woods), maar dat neemt niet weg dat Anything for Jackson prima nagelbijtend vermaak levert. We kunnen alleen maar hopen dat G. Dyck zijn fascinatie voor melige TV-films voorgoed laat varen.(PV)
Anything For Jackson van Justin G. Dyck met Sheila McCarthy, Julian Richings – Canada – 2020 – 97 min – Score: 7,5/10
Dinsdag 13 April
Meander (Meandre)
Meander trakteert ons op een ‘high concept’ film die duidelijk zijn gram heeft gehaald bij de claustrofobische indie-hit Cube. Ook hier hebben we immers te maken met een intrigerend doolhof waar een saus sadistische spielerei overheen gegoten wordt. De film opent met hoofdpersonage Lisa (Gaia Weiss) die opgepikt wordt door een zekere Adam. Even lijkt het erop dat het duo elkaar vindt in hun nihilistische, misantropische levensbeschouwing, maar al gauw neemt de film een drastische wending. Lisa ontwaakt in een soort netwerk van buizen, gehuld in enkel een spandex en een teller rond haar pols, die onheilspellend aftelt. Zo worden we toeschouwer van hoe Lisa die wirwar van buizen moet doorkruipen en verschillende vallen te slim af dient te zijn.
De mysterieuze setting werkt voldoende in op de verbeelding, maar het feit dat we zo goed als alleen maar te maken hebben met ons hoofdpersonage zorgt ervoor dat alles snel aanvoelt als een computergame waarin je van het ene naar het andere level dient te huppen. Wanneer Meander na nog maar eens een zoveelste hindernis al onze aandacht dreigt te verliezen, lijkt het alsof de film zich daarvan bewust wordt en wordt alles plots over een andere boeg gegooid. Helaas gaat het daarom niet per se een interessantere richting uit. Er wordt ergens een traumatisch verleden van het hoofdpersonage bij gesleurd en voordat je het goed beseft, gaat het niet meer over ontsnappen uit een sadistisch ontworpen buizennetwerk, maar over het overwinnen van persoonlijke demonen. Dat hebben we ondertussen wel genoeg gezien en – laten we eerlijk zijn – beter.
Het is zeker niet zo dat Meander echt beneden niveau presteert: het hoofdpersonage is overtuigend, het mysterie van het buizennetwerk blijft voldoende intrigeren zodat je sowieso tot de laatste minuut blijft kijken en verscheidene keren zit je wel degelijk met de daver op het lijf. Geen enkel van die elementen overstijgt echter voorgangers zoals Cube. Ook zijn er een aantal subtiele zaken waartegen Meander zondigt. Zo zijn een aantal onhandige keuzes van het hoofdpersonage af en toe storend en kan de film het soms niet laten om Lisa hardop te laten dialogeren om zo haar intenties aan het publiek te verduidelijken. Op die momenten onderschat Meander de kijker en was het sterker geweest om meer vertrouwen de hebben in puur visueel vertellen. Ironisch genoeg moeten we daarom vaststellen dat de film zonder grote impact richting finale … welja, meandert. (JH)
‘Meander’ van Mathieu Turi met Gaia Weiss, Peter Franzén – Frankrijk –2020 – 93 minuten – score: 6/10
Zaterdag 17 April
Vicious Fun
Knipogen naar de esthetiek van actie- en horrorfilms uit de ‘eighties’, kent als tactiek sinds een tiental jaren weer een zekere revival in de filmwereld. Dat kan goed uitpakken, denk maar aan Drive, It Follows of de Netflix-serie Stranger Things, maar zoals we eerder op het BIFFF konden vaststellen kan dit ook faliekant mislukken (Psycho Goreman). Gelukkig behoort Vicious Fun, die in de internationale competitie van het BIFFF meestrijdt voor de Gouden Raaf, tot die eerste categorie en doet de film exact wat de titel ons belooft.
Het verhaal speelt zich af in Minnesota anno 1983. De ietwat klungelige horror-recensent Joel (Evan Marsh) belandt door zijn vergevorderde detective-ambities per ongeluk in een vergadering tussen seriemoordenaars. Aanvankelijk probeert Joel zich nog voor te doen als “one of the guys” maar valt al snel door de mand waardoor hij het hele clubje psychopaten achter zich aan krijgt. Carrie (Amber Goldfarb), één van de leden, heeft echter een geheime agenda en dat is een welgekomen hulp voor de helse ontsnappingspoging van Joel. Het is een achtbaanrit waar je best aan begint met het verstand op nul en zonder al te veel voorkennis.
Vicious Fun werkt vooral omdat de film zich heerlijk bewust is van zijn intenties en zich op bijna hedonistische manier wentelt in dat besef en de plassen bloed die daaruit voortvloeien. Regisseur Cody Calahan, zelf een kind van de jaren ’80, benut overigens ten volle alle vormelijke aspecten die je kan verwachten, gaande van met neon-doordrenkte fotografie en pulserende synthesizers tot over-the-top en John Carpenter-aandoende gore. Over dat laatste wil ik niet te veel verklappen, maar u krijgt onder andere de beste potloodverdwijntruc sinds The Dark Knight te zien. Het mooie is dat Vicious Fun niet enkel een campy eighties-slasher wil zijn, maar er simpelweg eentje is. Daarbovenop kan er ook nog eens flink wat gelachen worden, niet enkel door de situatiehumor die voortkomt uit de onhandigheid van Joel (die zowat na elke uitbarsting van geweld moet braken) maar ook dankzij de hilarisch karikaturale moordenaars, met voorop leider Bob (Ari Millen) die de show mag stelen. Haute cuisine is dit natuurlijk niet, maar een goeie vettige hamburger smaakt soms even lekker. (PV)
Vicious Fun van Cody Calahan met Evan Marsh, Amber Goldfarb – Canada – 2020 – 102 min – Score: 8/10
Extro
De rol van figurant is niet altijd rozengeur en maneschijn. Vaak moeten ze urenlang op de zijlijn hun beurt afwachten en als ze dan uiteindelijk opgeroepen worden om op te draven, (om onopvallend in de achtergrond te figureren) wordt de scène alsnog uit de film geknipt. Rond dat gegeven, en in zekere mate ook het proces van films maken op zich, draait Naoki Murahashi’s mockumentary Extro (een samentrekking van de woorden “extra” en “maestro”).
Ex-tandtechnicus en landbouwer Kozo Haginoya, die Steve McQueen als zijn idool noemt, is zo’n extra, en ook zijn inspanningen blijken vaak tevergeefs, al heeft hij dat ook grotendeels aan zichzelf te danken. Zo weigert hij bijvoorbeeld om zijn baard af te scheren wanneer de regisseur dit eist omdat gezichtsbeharing in het tijdperk van zijn personage ‘not done’ was (een knipoog naar de grote Toshirô Mifune die in zijn laatste film voor Akira Kurosawa weigerde zijn baard af te scheren, tot groot ongenoegen van Kurosawa). Ook krijgt hij middenin een scène plots hevige buikkrampen of moet hij verzorgd worden omdat hij zich snijdt aan stro. De situaties op de set zijn dermate onnozel dat niet lachen bijna onmogelijk is, al zal de low-key benadering van humor niet iedereen kunnen bekoren. Als een collega figurant Kozo vraagt of hij geen last heeft van de koude na 10 mislukte takes antwoord deze droog: “Ik concentreer me zo hard dat ik het niet voel”. De film maakt verder handig gebruik van titelkaarten om de kijker even mee te geven waarom takes worden afgebroken of eindeloos herhaald. Dit onderstreept het moeizame proces van films draaien, zeker als je opgescheept zit met extra’s die niet altijd doen wat de regisseur voor ogen had. Tussendoor durft Murahashi ook nog eens de draak te steken met Japans erfgoed in de vorm van bijvorbeeld de monsterfilm, tenzij we de titel Prehistoric Space Monster Gamagedorah serieus moeten nemen.
Extro lijkt aanvankelijk door de nadruk te leggen op onervarenheid van figuranten, het vak te ridiculiseren, maar Murahashi neemt net voor het einde wat gas terug en laat niemand minder dan de inmiddels overleden Nobuhiko Obayashi (regisseur van de geflipte cult-film Housu) besluiten dat extra’s de schoonheid en kracht van de film versterken. Op die manier eindigt Extro als een liefdevolle ode aan alle dromers die maar wat graag uren in de kou staan wachten voor de kleinst mogelijke bijdrage aan deze mooie industrie.(PV)
Extro van Naoki Murahashi met Kozo Haginoya, Koji Yamamoto – Japan – 2019 – 88 min – Score: 7,5/10
Zondag 18 April
Beyond The Infinite Two Minutes
Beyond The Infinite Two Minutes is een genadeloze gimmick. Dat lijkt ook gewoon de opzet en de mop te zijn van de nobele onbekende regisseur Junta Yamaguchi.
Alleen al een poging doen om het plot van deze tweeminutentijdreisfilm uit te leggen, is een pijniging voor de hersenkwabben. Kort gezegd komt het neer op het volgende: café-eigenaar Kato wordt opgeschrikt door een 2-minuten-in-de-toekomst-versie van zichzelf die met hem via een computerscherm in zijn kamer communiceert vanuit het scherm in zijn café. Dat is geen al te complex basisplot, zij het niet dat dat ze het droste-effect (een beeld in een beeld in een beeld in een beeld…) in de mix gooiden. Resultaat: een kakofonie van 8-minuten-in-de-toekomst-Kato, 6-minuten-in-de-toekomst-Kato, 4-minuten-in-de-toekomst-Kato en ga zo maar verder.
Voor een groot deel wordt uitsluitend geteerd op de chaotische en exuberante ‘mindfuck’ die dat teweeg brengt bij Kato en zijn vrienden. Niet alleen het verwarrende tijdreizen van de ene naar de andere minuut pleegt een aanslag op je zenuwstelsel, ook de acteerstijl van de cast is niet makkelijk verteerbaar. De acteurs zijn geplukt uit een theatergezelschap en iedere beweging, iedere mimiek, iedere reactie is uitvergroot alsof ze een toneeltje spelen op kindermaat. Om het verstikkende gevoel nog wat aan te scherpen, werd de prent opgenomen in één lang shot met een kleine camera die wel erg dicht op de huid zat.
Toch zou het te gemakkelijk zijn om vanuit onze Westerse blik de excentrieke, hyperbolische humor waar deze film zo duidelijk op doelt zomaar helemaal af te schrijven. Toegegeven, Beyond The Infinite Two Minutes stelt je geduld bij momenten wel heel hard op de proef, maar er zitten ook heel wat geinige vondsten in de film waar Doc en Marty trots op zouden zijn. En wie wil in een tijd waarin alles hetzelfde is nu eens niet wat overprikkeld zijn? (LD)
‘Beyond The Infinite Two Minutes’ van Junta Yamaguchi met Kazunari Tosa, Aki Asakura– Japan – 70 minuten – Score: 5,5/10