Zuurdesembrood bakken. Schilderen met Bob Ross. Mondmaskers naaien, godbetert. We weten niet welk nieuw lockdownproject ù de voorbije maanden begonnen bent, maar de kans is groot dat het maar bleekjes afsteekt bij de wondermooie huisvlijt van Widowspeak.
Want wat moet een band anders in deze tijd – wanneer de lente nog veraf lijkt en uitzichtloosheid vaker wel dan niet de stemming van de dag – dan een ep’tje troost opnemen? Widowspeak, dat met zijn vijfde album Plum enkele maanden geleden ook al voor een hartverwarmend lichtpunt zorgde, hoefde voor Honeychurch zelfs het eigen appartement niet uit.
Vooral in het dromerige “Sanguine” klinkt dat net zo klein en ingetogen als je zou verwachten. Molly Hamilton zingt haast fluisterend over spaarzaam getokkelde folkgitaar, als moest ze stil zijn voor de baby van de buren. Het is erg geruststellend, bijna alsof ze alleen voor ons zingt en ons wil overtuigen dat alles – echt waar – goed komt. Halverwege hapert ze even: het soort schoonheidsfoutje dat de kwetsbare pracht van het nummer alleen maar benadrukt.
Behalve de titelsong op het einde – een wat overbodig, kabbelend instrumentaaltje, niet veel meer dan een coda bij wat voorafgaat – is dit het enige wat helemaal nieuw is op Honeychurch. “Money (Hymn)” stond immers al op Plum, maar de extra tussenhaakjestitel verraadt meteen dat de vluchtige, poppy albumversie ingeruild werd voor een meer uitgesponnen geluid. Het is het arrangement dat de song nodig had, waardoor er ook wat meer spanning sluipt in de (bedoeld) clichématige tekst – “Money doesn’t grow on trees” en de ongetwijfeld ironische verzuchting “What a time to be alive”. Al ligt dat misschien ook aan Robert Earl Thomas, die met zijn shoegazeachtige gitaarpartij de rust komt verstoren en de kwetterende vogels uit de intro zonder pardon verjaagt.
Allesbehalve nieuw zijn de twee covers daarna – nummers die zò in het collectieve geheugen verankerd zitten dat ze onder handen nemen per definitie riskant is. Widowspeak komt er vlotjes mee weg. Eerste bewijsstuk: “The One I Love”. Thomas geeft een twangy draai aan de R.E.M.-riff die je uit duizenden zou herkennen en een voor haar doen erg onderkoelde Hamilton kneedt de tekst zo dat je al een erg slechte verstaander moet zijn om hier nog een liefdesliedje in te horen. Ze maakt van “She’s coming down on her own now” (in het origineel niet veel meer dan wat galm van Mike Mills) een volwaardig stuk tekst en dwingt dat onvermijdelijke “fire” naar de achtergrond: een ingenieuze omkering die de tristesse en het rauwe kantje van de song des te meer benadrukt.
En dan: een intro die zelfs in deze flink vertimmerde cover vertrouwd klinkt. “Romeo And Juliet” is het meest rijke en afgewerkte nummer van deze ep, maar met het eightiesgeluid van Dire Straits heeft het bijzonder weinig van doen. Integendeel: het blijkt verbazingwekkend goed in de sepiakleurige wereld van Widowspeak te passen, waardoor hun versie minstens trots naast het origineel mag bestaan. De schaamteloos romantische tekst lijkt wel gemáákt voor de zachtheid van Hamiltons stem – al struikelt ze hier en daar charmant over zinnen waarin Mark Knopfler te veel woorden probeerde te proppen – en de americanasfeer die het gitaarspel van Thomas oproept, kleurt het verlangen alleen maar mooier in. Het Bijbelcitaat aan het eind lijkt een wat vervelende stoorzender, maar dat “a river that could not be passed over” is bepaald geen slechte metafoor om een nummer over eenrichtingsverkeer in de liefde mee af te ronden.
Meer is het niet: een dik kwartiertje schoonheid, 17 minuten ontsnappen naar een universum dat altijd net iets warmer en gedempter is dan de dagelijkse worsteling. Dat is genoeg, doe er uw voordeel mee.