Een groot bakkes. Een gebroken hart en een trouwkleed. Een laptop. Meer heeft Charlie Duran niet nodig om de boel lichtjes op stelten te zetten. Met Minouche Mafia spettert de Française uit uw boxen als een aanstekelijke STD. Luisteren doet u op eigen risico.
Het moet die trouwjurk zijn geweest die het hem deed. Zonnebril op haar smoel, witte taart rond het frêle lijfje, en dan die openingszin ‘ferme ta geule et ouvre ta bouche’. Zo zagen we Coeur twee zomers geleden een industrieel stukje Lyon innemen, en Charlie ‘Dirty’ Duran had meteen onze aandacht. Met debuut Minouche Mafia onder de arm trekt deze helft van het Franse elektropunkgezelschap Schlaasss nu wel heel nadrukkelijk aan onze arm; het plaatje is af, de muziek sluit aan.
“Het leven is te kort om er geen Spaanse komedie van te maken”, zegt ze in een interview. Is het vreemd dat Duran eerst en vooral actrice is? Welnee, dat zie je en hoor je. Als zangeres schmiert ze een eind weg; groots dramatisch hier, poeslief daar, krijsend als een krolse kat tussendoor. Want het geil druipt van de muren op deze mixtape. Welja: in “Bébédamour” gaat de uitnodiging zonder veel franje “viens faire l’amour”. In “Féerie” schrijft ze haar eigen sprookje: ‘J’avais établi un plan / T étais mon prince charmant (…) On fait les chauds lapins / Nique le lit à baldaquin’. Het eindigt anders: ‘Un connard m’embobine pour que sa nuit soit smooth / Me raconte des conneries pour pouvoir me rentrer dedans’. Het leven van een moderne vrouw gaat niet over Doornroosjes.
Zo is de liefde natuurlijk altijd; complex, een teef die niet onder controle te krijgen is. Ook “Chrysanthème” is een woeste afrekening met een lief dat geen lief meer zou mogen zijn. ‘Et moi je t’aime’, brult ze, en ze zet het kracht bij met een woest ‘WAH WAH’. Het is weinig subtiel, maar op zijn minst aanstekelijk. Het zou niet mogen zijn, weet ze wel. ‘J’dois me défaire de toi / Alors que je ne veux pas’.
De productie van Steib en Bonetrips is impécable. De beats knallen en ratelen in de beste trap-traditie, de synths zoemen, schetteren en gieren. In “Loving V” gaan ze in breedbeeld-griezelfilmmodus, de zangeres gooit van de weeromstuit haar arsenaal vocale tics open. “Dimanche” houdt het spaarzaam; meer dan een diepe beat, tikkende hi-hat en een aftellend synthrijmpje is niet nodig; het gekir van Coeur doet de rest. “Bébédamour” springt op een trampolinebas. Veelzijdigheid troef dus; en waar minder meer is, is meer dat soms ook. In “Kokoro Boum Boum”, bijvoorbeeld, dat 3,24 min platte eurodancepret is die nooit een hit zal opleveren, maar van ons elke zomer over een boiler roomveld mag schallen; dient het toch ergens voor.
“Dit is de soort zwavelhoudende, woedende moderne prinses die ontbrak en soms hard nodig was”, leest onze Google Translate ergens op een Franse site. “Ze vult een leegte in de muzikale borst van Frankrijk”. Google Translate heeft altijd gelijk, en hier zeker. Coeur mag u aan het hart drukken.