Manu Larcenet trapt een nieuwe reeks af. Zopas verscheen De dansende ster, het eerste deel van Groepstherapie, waarmee de Franse stripmaker de lezer een inkijk geeft in het leven van een stripauteur voor wie zowel zijn vak als het bestaan een strijd zijn.
Larcenet kan met recht en reden tot een van de groten van de hedendaagse Franse strip gerekend worden. De man toonde de voorbije jaren dat hij van vele markten thuis is. Met De dagelijkse worsteling en Blast liet hij, ook in het Nederlandse taalgebied, een fraaie indruk na. En toen kwam zijn bewerking van Het verslag van Brodeck. Weinig strips weten de lezer zo te vloeren als dit werkstuk. Met Groepstherapie gooit Larcenet het opnieuw over een andere boeg.
Ditmaal trekt de auteur de semi-autobiografische kaart. In het nieuwe boek voert hij een papieren versie van zichzelf op, waarbij vanaf het begin de zelfspot van het papier spat. “Ik heb zoveel rijkdommen vergaard dat ik de Donald Trump van de 9e kunst werd genoemd”, klinkt het op een van de eerste pagina’s. Hoogmoed komt echter voor de val en Larcenet krijgt af te rekenen met een zwart gat en een wit vel papier.
Langzaam maar zeker volgen we de auteur in zijn neerwaartse spiraal. Wat aanvankelijk nog ludiek van opzet leek, krijgt na een tijdje zwartgallige proporties. Larcenet houdt een en ander echter in evenwicht. Zijn steeds somberder wordend verhaal wordt verteld in een bijna ridicule tekenstijl, waarbij het klein gedrongen ventje met een te grote neus en kale kop bijna niet serieus te nemen is. Hij lijkt zo weggelopen uit oude krantenstrips, een cartoonfiguur waarmee politici in de zeik gezet werden.
Hoewel het allemaal bittere ernst is, trekt Larcenet geregeld de humoristische kaart. De resultaten van zijn geforceerde arbeid vormen bijvoorbeeld een nu eens dolle dan weer dwaze strip in de strip, waarbij Jean-Jacques en Bruno centraal staan, twee kantoorklerken die wilde avonturen beleven in de vorm van het verkopen van smalltalk. Daarnaast zijn er de confrontaties met de mensheid die de auteur soms genoodzaakt is aan te gaan. Ondanks zijn writers block en depressies, draait de wereld voor zijn gezinsleden verder, wat tot de nodige tragikomische situaties leidt. Evengoed is er de echte, vervelende buitenwereld, waarin figuren als De Blije Eikel de dienst uitmaken.
Als kers op de taart maakt Larcenet van deze eerste Groepstherapie een grafische speeltuin, waarin hij flink wat kunstjes kwijt kan zonder dat het van het goede te veel wordt. Zo krijg je, en passant, een geheel eigen kijk op de kunstgeschiedenis, waarin enige spot de boventoon voert. Hier en daar had het misschien wat beknopter gekund, maar dat is kritiek in de marge.
Door in het eerste deel zo veel mogelijk deuren open te houden, zorgt Larcenet er voor dat hij in volgende afleveringen nog alle kanten uit kan. Het heeft er voorlopig alle schijn van dat Larcenet met deze reeks dan ook zijn talent ten volle zal kunnen uitspelen.