Met de Amerikaanse verkiezingen in aantocht en de onverwachte (maar onvermijdelijke) switch van Joe Biden naar Kamilla Harris zijn er opnieuw meer analyses en voorspellingen van allerlei experts en kenners. Bij de start van de campagne tussen Trump en Biden gaven een aantal kranten opnieuw een forum aan Allan Lichtman. De Amerikaanse geschiedenisprofessor had in 2016 immers de overwinning van Donald Trump voorspeld waar iedereen (al dan niet vanuit ijdele hoop) Hillary Clinton het presidentschap zag binnenhalen.
Het was overigens niet Lichtmans eerste succesvolle voorspelling. Op het geval van Al Gore in 2000 na (een hoogst gecontesteerd verlies), wist hij sinds 1984 elke keer de succesvolle presidentskandidaat te kiezen. Opvallend genoeg vertrouwt Lichtman niet zozeer of louter op historische feiten, maar maakt hij gebruik van een methodiek die hij samen met de – vaak niet vermelde – geofysicus Vladimir Kellis-Borok ontwikkelde. Hun systeem berust op dertien kernelementen die onder meer kijken naar het type kandidaat en de steun van de partij. Behoudens het element van sociale onrust en militaire interventies blijft het model evenwel sterk gefocust op het profiel van de kandidaat zelf. Lichtmans model heeft dan ook weinig waarde buiten de VS. Wie internationaal wil kijken, is beter af met Peter Turchin, een andere wetenschapper die Trumps presidentschap wist te voorspellen met behulp van sociale en exacte wetenschappen.
Turchin, geboren en opgegroeid in Rusland, verhuisde in zijn tweede universiteitsjaar naar de VS nadat zijn vader uit de Sovjet-Unie verbannen werd. Oorspronkelijk werkte hij als ecoloog, met een focus op populatiedynamiek, maar al snel verlegde hij zijn aandacht naar het in de jaren tachtig opkomende onderzoeksterrein complexiteit. Eind jaren negentig waren volgens Turchin ook op dat terrein de meest interessante vragen beantwoord en besloot hij de complexiteitswetenschap toe te passen op menselijke samenlevingen. In 2003 doopte hij deze onderzoekstechniek om tot cliodynamica en bouwde hij een team uit dat zich hier op toelegde. Niet geheel verwonderlijk wordt de discipline bekritiseerd door onder meer historici die van mening zijn dat Turchin en zijn collega’s maatschappelijke realiteiten te zeer reduceren tot een aantal data zonder naar de unieke factoren te kijken.
Het is een kritiek die zeker niet onterecht is, maar zoals het vorig jaar verschenen Eindtijd. De nieuwe klassenstrijd en het pad van politieke stabiliteit aantoont, betekent dit niet dat het kind zomaar met het badwater moet worden weggegooid. In het boek stelt Turchin dat de belangrijkste indicatoren voor een maatschappelijke en politieke instabiliteit een stagnatie of daling van de reële lonen (Verelendung) gekoppeld aan een overdaad aan jongeren met een hogere opleiding (eliteoverproductie) een afnemend vertrouwen in de overheid en een exploderend begrotingstekort zijn. Niet meteen een baanbrekend inzicht, maar de waarde van cliodynamica als methodiek ligt dan ook in hoe het met een grote hoeveelheid gegevens aan de slag gaat (big data) en wiskundige modellen en statistiek hanteert om een objectievere analyse te creëren.
In Eindtijd verheldert Turchin dit door het werk in drie delen op te delen (en een meer abstract, academische bijlage toe te voegen) waarbij hij in het eerste deel de basisprincipes van de ‘cliodynamica van de macht’ uiteenzet. Hier worden ook de begrippen eliteoverproductie en verelendung geduid. Het eerste betreft het aantal gegadigden voor machtsposities dat het aantal beschikbare plaatsen ver overstijgt terwijl het tweede naar de algemene bevolking verwijst die haar koopkracht en levenskwaliteit ziet afnemen. Met voorbeelden, onder andere Donald Trump en Abraham Lincoln maar ook het 18e-eeuwse China en het Frankrijk uit de late middeleeuwen, onderbouwt hij hierna zijn stelling dat beide elementen een rol spelen in waarom een maatschappij minder stabiel wordt. Het is een methodiek die hij doorheen het hele boek zal gebruiken, waarbij naast gebeurtenissen uit de realiteit ook hypothetische voorbeelden zal hanteren als illustratie.
Het is een aanpak die duidelijk werkt, zoals ook uit het tweede deel blijkt, waarin Turchin de oorzaken van instabiliteit (verder) onder de loep neemt. Opvallend is dat in de eerste twee hoofdstukken de specifieke situatie van de ‘gewone’ burger en de hoger opgeleide elite opnieuw behandeld wordt, zij het uitvoeriger dan in het eerste deel. Ook de heersende klasse krijgt een apart hoofdstuk waarbij de nadruk voornamelijk op de VS komt te liggen, wat een (logisch) vervolg krijgt in het hoofdstuk over de VS als plutocratie. Dat een plutocratie overigens niet automatisch tot uitbuiting leidt, toont hij aan door periodes in de VS aan te halen waarbij de elite niet uit puur eigenbelang handelde, maar ‘sociale contracten’ afsloot die een stabiele staat verzekerde. Helaas bleken deze periodes nooit duurzaam te zijn.
De redenen hiertoe worden verder besproken in het derde deel, dat start met het Romeinse rijk onder Nero, waarna de focus verschuift naar post-Sovjet Rusland en verschillende van haar oude satellietstaten (waaronder Oekraïne). Bij Turchins reflectie over hoe burgeroorlogen en -conflicten starten, lijkt de mate waarin de ‘geldpomp’ (geld vloeit van de armen naar de rijken) regeert, de belangrijkste indicator is, meer nog dan welke staatsvorm een land heeft (autoritair, democratisch, plutocratie, …). Net als de VS is Oekraïne volgens Turchin verworden tot een plutocratie, een reden waarom hij beide staten met elkaar vergelijkt om de potentiële toekomst van de VS te voorspellen. Hierbij maakt hij gebruik van het door hem en zijn medewerkers ontwikkelde MPF (multi path forecasting), dat verschillende uitkomsten schetst.
Ondanks alle negatieve tekens blijft Turchin gematigd positief. In het afsluitende hoofdstuk vermeldt hij hoe Engeland en Rusland er ooit, zij het tijdelijk, in slaagden de toenemende onrust en instabiliteit tijdig te keren door een aantal maatregelen te nemen die de benadeelde groepen een perspectief gaven. Maar zulke maatregelen blijken nooit langdurig te zijn, het gevaar van de plutocratie en de geldpomp lijkt volgens Turchin haast een onvermijdelijkheid, zelfs voor democratieën. Maar de EU lijkt in haar diversiteit vooralsnog te tonen dat deze staatsvorm weerbaarder is dan gevreesd wordt en een analyse van hoe de verschillende landen binnen de unie met ongelijkheid omgaan, kan volgens hem zelfs een potentieel antwoord bieden op de altijd aanwezige dreiging.
De boodschap die Turchin brengt, is niet meteen opbeurend te noemen. De facto is hij van mening dat instabiele periodes eigen zijn aan samenlevingen en dat daar ondanks enkele succesvolle pogingen weinig aan te veranderen is. De cliodynamica steunt ondanks haar ‘big data’-aanpak op enkele pijlers wat meteen ook haar tunnelvisie blootlegt. Toch kan ze een waardevol en aanvullend instrument zijn dat mee kan helpen voorspellen wanneer een maatschappij dreigt af te glijden naar instabiliteit en potentiële oorlogen maar ook hoe die vermeden kunnen worden aan de hand van gerichte maatregelen. Eindtijd is alleen al om die reden een goede introductie tot een intrigerende, maar ook beperkte, nieuwe onderzoeksmethodiek.