Woensdag 21 mei 1980. Joy Division, de band rond frenetieke frontman Ian Curtis, begint aan een nieuw hoofdstuk. Die avond staat het eerste van drie optredens in de legendarische New Yorkse Hurrah!-club op het programma. Het is het begin van een Amerikaanse tour, die de bekroning is van een hectisch jaar met een lovend onthaalde debuutplaat, heel veel optredens en een tweede album in aantocht dat zo mogelijk nóg beter zal zijn dan het eerste.
Niet dus. Drie dagen eerder heeft Curtis – net geen vierentwintig – de demonen in zijn hoofd het zwijgen opgelegd door zichzelf van het leven te beroven in zijn echtelijke woonst. Zijn entourage blijft verweesd achter. Iedereen wist van zijn besognes, maar dit zag werkelijk niemand aankomen, zelfs niet na een eerdere poging die hij zelf afdeed als aandachttrekkerij. Afhankelijk van de situatie en het gezelschap, kende iedereen hem bij leven dan ook als een charmante kerel met droge humor, een uitgelaten practical joker, een bedeesde, belezen romanticus of een bezielde performer. Niet als de wandelende treurwilg die men er achteraf zo graag van maakt.
Nog voor het vertrek werd de bagage dus weer uitgepakt, de tour geannuleerd. Zonder hun inspirator en instigator had het voor de rest van de band natuurlijk geen zin om nog door te gaan. De oprichters – gitarist Bernard Sumner en bassist Peter Hook – praten tegenwoordig alleen nog via hun advocaten tegen elkaar, maar over een ding blijven ze het roerend eens: zonder de bezieling van Ian Curtis was Joy Division nooit méér geworden dan een van de vele punkbandjes die eind jaren zeventig Engeland onveilig maakten.
Stille Ian
Het gros van die bands is terug te voeren tot 4 juni 1976. Dan speelt Sex Pistols voor het eerst in Manchester, in de Lesser Free Trade Hall. Het publiek: amper tweeënveertig toeschouwers, veelal jonge, nieuwsgierige muziekliefhebbers die weleens ‘iets anders’ willen horen en zien. Op die warme juni-avond zijn het nog nobele onbekenden, maar hun namen duiken de volgende weken, maanden en jaren wél op in de line-ups van groepen als Buzzcocks, Magazine, The Fall, The Smiths en natuurlijk Joy Division.
Die stille Ian, met op zijn jack in koeien van letters HATE, lijkt de band wel een kandidaat-frontman
De twintigjarige kantoorklerk Peter Hook is onder de indruk. Zes weken later troont hij zijn ex-schoolmakkers Bernard Sumner en Terry Mason mee naar de volgende doortocht van Rotten en co. De kiem is gelegd. Mason – de minst muzikale – wordt drummer, Hook wil de volgende dag meteen een gitaar gaan kopen, maar Sumner heeft er al een. Hij moet zich tevreden stellen met een bas.
Het enige wat nog ontbreekt is een frontman. Die ‘stille Ian’, die ze vaak op concerten zien en altijd een jack draagt met in koeien van letters HATE op, lijkt hen wel wat. Jammer genoeg heeft hij al een eigen band, samen met een andere Ian. Die geeft er gelukkig snel de brui aan, zodat Curtis na de zomer zelf komt aankloppen.
‘An Ideal For Living’
De dag voor het eerste concert, driekwart jaar later, gooit de door plankenkoorts bevangen Mason plots zijn drumsticks over de haag. Op de avond zelf veranderen Curtis, Sumner en Hook de oorspronkelijke groepsnaam Stiff Kittens in Warsaw. Ook muzikaal is het nog een rommeltje, dat vinden zelfs de meest doorgewinterde punkfans. Niemand ontkent echter dat de overgave van die magere zanger wel iets heeft.
Om optredens te versieren wordt een demo opgenomen. Maar de band repeteert zo vaak en evolueert zo snel dat die al gauw niet meer representatief is voor waar Warsaw voor staat. Curtis voedt Sumner en Hook muzikaal op door hen in te wijden in krautrock, Kraftwerk en de Berlijnse platen van Iggy en Bowie, maar hij voert hen ook fikse porties Stooges, Velvet Underground en Doors. Hoewel hij zelf geen instrument bespeelt, bepaalt vooral hij de muzikale koers.
Morris drumt net als zijn grote voorbeeld Jaki Liebezeit van Can: even precies als een metronoom
Warsaw-drummer blijft intussen een knelpuntberoep. Pas na de komst van Stephen Morris is de puzzel compleet. Morris komt bij de auditie echter zo nerveus en stuntelig binnengewaaid dat hij bijna meteen weer langs de achterdeur buitenvliegt. Maar als hij Jaki Liebezeit van Can noemt als voornaamste invloed, gaat Curtis overstag. Morris drumt net als zijn grote voorbeeld: even precies als een metronoom. Zijn drumspel laat Sumner en Hook ook toe veel gestroomlijnder en strakker te spelen.
Eind ’77 wordt de EP “An Ideal For Living” opgenomen. De opnamekwaliteit is zo slecht dat de groep zich eerst verzet tegen de release van de 7″. Een half jaar later, wanneer de groep in het plaatselijke clubcircuit eindelijk een gestaag groeiende schare fans weet te bekoren, wordt het vier nummers tellende plaatje toch uitgebracht.
RCA
Warsaw is op dat moment verveld tot Joy Division. Die naam komt uit een boek van Ka-Tzetnik 135633, over een Joods meisje dat tijdens W.O. II in de ‘hoerenafdeling’ belandt van een concentratiekamp. Dat, én de afbeelding van een Hitlerjugendjongen op de EP-hoes, bezorgen de groep even een bedenkelijke reputatie. Voor de vier – groepsideoloog Curtis op kop – is het niet meer dan wat Spielerei, het laatste restje punk dat nog in hun genen ronddwaalt.
In het voorjaar van 1978 worden ze tijdens een talentenwedstrijd opgemerkt door hun latere manager Rob Gretton en Tony Wilson, hun toekomstige labelbaas en mecenas. Zij willen zich best ontfermen over de groep, als ze die stupide ‘nazishit’ maar laten vallen. Op de hoes van de 12”-versie van “An Ideal For Living”, vier maanden later, maakt de Teutoonse trommelaar dan ook plaats voor de foto van een metalen gevelstelling. Die symboliseert – gewild of niet – het-huis-van-vertrouwen dat Joy Division aan het neerpoten is in de lokale postpunkscene.
Veel sneller dan verwacht krijgt het viertal de kans om een eerste plaat op te nemen. Wanneer Curtis enkele Iggy Pop-posters probeert te bietsen in het plaatselijke RCA-kantoor, laat hij meteen ook een tape achter van de “An Ideal For Living”-sessies. RCA heeft er wel oren naar en reserveert vier dagen studiotijd. Dat moet volstaan om een elf tracks tellende debuutelpee op te nemen.
Zonder dat de band het weet, worden tracks van de ‘An Ideal For Living’-sessies bedolven onder synthesizers. De debuutelpee wordt een sof
Het wordt een sof. Tijdens de opnames vliegen de verwijten van onkunde over en weer tussen band en studiopersoneel. Achteraf blijkt ook dat de groep zich heeft laten ringeloren: enkele tracks werden buiten hun medeweten bedolven onder een laag synthesizers, en naïef als ze zijn tekenden ze ook nog eens een erg dubieus contract. Het kost hen een rechtszaak om te ontkomen aan de verplichtingen aan RCA en weer rechtmatig eigenaar te worden van de songs. Niettemin zullen de opnames later als bootleg toch nog de wereld ingestuurd worden onder de naam ‘Warsaw’.
‘Unknown Pleasures’
Ondertussen blijft de ster van Joy Division rijzen: het viertal wordt almaar beter en productiever, en ook de optredens worden uitzinniger dan ooit. Live wordt er een stevige geluidsmuur neergezet, met de molenwiekende, haast spastische Curtis als blikvanger. Een nummer dat aanslaat bij het publiek en waarin hij meer kronkelt als een stervende vlieg dan dat hij danst, is ‘She’s Lost Control’. Het gaat over een meisje dat Curtis ooit gekend heeft en dat leed aan epilepsie, steeds vaker de controle verloor over zichzelf en uiteindelijk zelfmoord pleegde.
Niet veel later zal blijken dat ook Curtis zelf aan epilepsie lijdt. Eind ’78, op weg naar huis na een desastreus eerste concert in Londen, krijgt hij een hevige aanval in de wagen. Zware medicatie en een regelmatig leven moeten de ziekte voortaan in bedwang houden. Curtis neemt weliswaar zijn pillen, maar het rustiger aan doen is geen optie. Ook op het podium blijft hij tekeer gaan, zodat het voor de andere drie niet altijd duidelijk is of hij nu een aanval heeft of gewoon maf staat te dansen.
In april 1979 neem de groep in de Strawberry Studios vijftien songs op, waarvan er tien belanden op Unknown Pleasures. De groep werkte eerder al samen met Factory-vennoot Martin Hannett, maar nu pas leren ze hem kennen als een geniale producer die zijn muzikanten tot het uiterste drijft door hen aldoor te kleineren, te jennen en te irriteren. Hij kent zijn artiesten door en door, maar lijkt vooral hun pijnpunten aan te halen om hen beter te maken.
Nu pas leert de groep Martin Hannett kennen: een geniale producer die zijn muzikanten tot het uiterste drijft door hen aldoor te kleineren, te jennen en te irriteren
Unknown Pleasures wordt niet de plaat die de groep voor ogen heeft. Er staan nog wel wat oudere gitaarnummers op en ook de vorm van opener ‘Disorder’ is geknipt volgens het oude Warsaw-patroon, voor de rest blijft er weinig over van de rauwe, ongepolijste sound. De geluidsmuur wordt gesloopt, en plots komen heel wat onvermoede leemtes bloot te liggen. Die worden de ene keer wel, de andere keer niet opgevuld door de ‘functionele’ synthesizerpartijen van Hannett en Sumner, het toepassen van nieuwe technieken als ‘digital delay’ en het gebruik van allerlei alledaagse geluiden zoals liften en slaande deuren.
Deze werkwijze levert beklemmende momenten op, zoals het slepende “Days Of The Lords”, het monumentale “New Dawn Fades” en de door merg en been gaande afsluiter “I Remember Nothing”, waarin Curtis het gevecht aangaat met de stemmen die rondtollen in zijn hoofd. Hun death disco klinkt als de soundtrack bij een post-apocalyptische roman van J.G. Ballard, een van Curtis’ favoriete auteurs, of – zoals een journalist opmerkt – bij een toeristisch rondritje in het Manchester uit die tijd.
‘Closer’
Na de release in juni verdeelt de groep zijn tijd tussen repetitiehok en podium. Het hele najaar wordt er getoerd en gewerkt aan nieuwe nummers. In de winter treedt Joy Division voor het eerst op in het buitenland, onder meer drie keer in België – een keer in de King Kong in Antwerpen, twee keer in het Brusselse Plan K. Er zijn zelfs vage plannen om ook in de Verenigde Staten te toeren.
Ogenschijnlijk is er geen vuiltje aan de lucht, maar ondergronds begint een en ander wel te borrelen. Het is slechts een kwestie van tijd voor de eerste onwelriekende dampen vrijkomen en het tot een fatale eruptie komt. Door veelvuldiger op te treden en door de toenemende druk op de band, krijgt Curtis vaker af te rekenen met ernstige epilepsieaanvallen. De medicatie wordt opgedreven, maar hoe lang houdt hij dit vol?
Curtis’ echtgenote Deborah maakt zich niet alleen zorgen om zijn gezondheid. Ondanks de geboorte van hun dochter voelt ze aan dat er al lang geen sprake meer is van een geslaagd huwelijk of van het zorgeloze gezinsleven waar ze ooit van droomde. Voor Curtis telt alleen nog de band. Wat ze dan nog niet weet, is dat haar man sinds eind ’79 ‘iets’ heeft met Annik Honoré, een Belgische journaliste die in Londen woont.
De medicatie wordt opgedreven, maar hoe lang houdt Curtis dit vol?
Dat ‘iets’ blijft louter platonisch. Echte minnaars zijn Curtis en Honoré niet, wel zielsverwanten. Wanneer de groep in maart 1980 naar Londen trekt om met Martin Hannett Closer op te nemen, zijn de twee onafscheidelijk. Terwijl Sumner, Hook en Morris overdag de nieuwe songs uitwerken, dweilen de zanger en zijn muze musea en kunstgalerijen af. Zijn zangpartijen worden meestal ’s nachts opgenomen.
De muzikanten en de producer zijn intussen veel beter op elkaar afgestemd. Er is ook meer studiotijd dan voor Unknown Pleasures. Zo krijgt de groep de kans om meer werk te maken van de arrangementen. Hoewel de songs er zeker niet vrolijker op zijn geworden, klinkt Closer minder kil en kaal dan zijn voorganger. Curtis zingt ook anders, veel menselijker en warmer. Tegelijk heb je het gevoel dat hij onder een glazen stolp staat. Je ziet hem worstelen met zijn zielenpijn, maar hij blijft onbereikbaar.
Aangezien de elpee pas na de dood van Curtis verschijnt, zal Closer altijd beschouwd worden als zijn testament. ‘Een hartverscheurend meesterwerk’, luidt de conclusie van de verzamelde pers, al is de zanger zelf minder enthousiast na het horen van het eindresultaat. De keyboards “made it sound like fucking Genesis…”
‘Something Must Break’
De uitgeputte groep speelt op drie dagen tijd nog vier ongeïnspireerde concerten in de hoofdstad. Terug in Machester reageert Curtis zich af op zichzelf en op zijn toevallen met een overdosis van zijn medicatie. Een paar dagen na zijn ontslag uit het ziekenhuis laat iemand uit de groep per ongeluk de naam Annik vallen in het bijzijn van Deborah. Voor haar is dat meteen de bevestiging van iets wat ze al lang vermoeden. Ze wil scheiden.
Er wordt nóg een tandje bijgestoken – goed bedoeld, want Ian moet toch zijn zinnen kunnen verzetten, zo klinkt het. Er wordt een clip opgenomen voor “Love Will Tear Us Apart” en er zijn ook al demo’s van nieuwe songs. Curtis kraakt. Optredens worden stopgezet of geannuleerd. Tony Wilson komt op het onzalige idee Joy Division te laten optreden met gastzangers, waarna Curtis pas tijdens de laatste nummers opdraaft. De fans pikken dit niet. Er breken rellen uit en er vallen gewonden. Hij neemt de schuld helemaal op zich.
Terwijl de band uitkijkt naar de Amerikaanse tour, maakt Curtis de balans op. Daarbij brengt hij vooral zijn eigen falen en feilen in rekening. De droom een artiest te worden van het kaliber van een Iggy Pop of een Jim Morrison bergt hij op. Zijn wankele gestel laat het niet toe. Om dezelfde reden wil hij ook kappen met Joy Division, want hij wil geen rem zijn op de groei van ‘zijn’ groep. Bovendien vraagt hij zich af waar het gaat eindigen met zijn ziekte. Als de medicatie steeds wordt verzwaard, hoe lang duurt het dan nog voor hij alleen nog voortleeft als een plant?
Tijdens optredens breken rellen uit en vallen er gewonden. Curtis neemt de schuld op zich
Ook zijn mislukte huwelijk rekent hij zichzelf aan. Hij vreest dan ook dat hij zijn dochter niet zal zien opgroeien. Net voor het geplande vertrek naar de States probeert hij nog een keer de plooien glad te strijken met Deborah. Tot een verzoening komt het niet, maar ze staat hem wel toe om nog een keer, ‘vóór hij vertrekt’, de nacht alleen door te brengen in de echtelijke woonst.
De volgende morgen pas, bij haar terugkeer, zal ze beseffen ze wat hij daarmee bedoelde.
Mooi artikel Goos.
Hoop nog veel van jou te lezen. Je was tenslotte mijn muzikale/literaire barometer in de nineties 😉
Gr
Pieter Jan