Elke maand brengen we een overzicht van interessante, obscure en ronduit geflipte releases die onze oren hebben doen flapperen. Géén Metallica, Slipknot of Maiden hier, wél de dingen die niet de voorpagina’s van de metalboekskes haalden, en nochtans uw aandacht verdienen. Black, dark, doom, death, metal- en grindcore, sludge of iets dat alles tegelijk is … Alle vormen van zwart lawijt komen aan bod. Dit is Schroothoop #2.
Blind To Faith :: Unstoppable War (Isolation Rec.)
Onze favoriete afreageerplaat van deze lockdown? Ongetwijfeld Unstoppable War van Blind To Faith, de Belgisch-Nederlandse band met leden van Rise and Fall, Inhume, Reproach en Lifespite. We hebben de plaat dan ook al grijs gedraaid. Hun geheim? Riffs, riffs en nog eens riffs.
Blind To Faith heeft voor deze plaat nog maar twee andere releases uitgebracht: The Seven Fat Years Are Over (2009) en de EP Under The Heptagram (2015), en veel mensen zullen de band nog niet (vaak) live aan het werk gezien hebben. Maar ach: als de band iets uitbrengt of eens optreedt – we herinneren ons een verwoestend optreden met Hessian in Gent – zijn het keer op keer mokerslagen voor de oren.
Over concerten gesproken: albumopener “Force Fed” geeft ons meteen goesting in een gevaarlijke moshpit. Verwacht je dus (opnieuw) aan een ronduit agressieve mix van hardcore punk en (sludge) metal, opgebouwd uit verschroeiende drumsalvo’s, duistere riffs en uiterst gemene vocalen, maar de nummers zijn beter dan ooit uitgewerkt en uitgebouwd.
Een song als “Critical Mass” is korter, maar daarom niet minder krachtig. Nog sneller, brutaler en duisterder is het ronduit fantastische “Fever Dreams”. “Set Yourself Free”, de eerste single van de plaat, blijft nog altijd nazinderen dankzij brutale gitaren en donderende drums. Na de scheurende intro van “Coffin Earth” kunnen we alleen maar luidkeels ‘SLAYER!’ schreeuwen, maar ook dat nummer is een bewijs dat deze band ijzersterke én razende songs kan schrijven.
Unstoppable War is zoals de titel al voorspelt compromisloos en rauw. Blind To Faith brengt de beste duistere herrie van het moment, zeker als je van een mix van metal en hardcore punk houdt. Niet alleen luistervoer voor fans van Integrity, Entombed en Autopsy, maar gewoon voor elke liefhebber van brutale riffs die zijn energie eens kwijt wil. (lh)
Helfró :: Helfró (Season of Mist)
Ha, lente en zon! Gelukkig is daar nog Helfró om ons van een stevige portie duisternis te voorzien.
IJsland en black metal: het is al lang geen vreemde combinatie. Misþyrming, Audn, Svartidaudi, Sinmara, Zhrine, noem maar op. Gelukkig hebben al deze bands die de voorbije jaren opgang maakten ook hun eigen geluid, zoals ook het duo Helfro op zijn debuutplaat.
In het openingsnummer “Afeitrun” horen we meteen meer dan enkel traditionele black metal, ook old school Behemoth. De riffs zijn soms zo ijzig dat er een sneeuwstrom over ons land lijkt te trekken, ondanks het mooie weer dezer dagen. Andere elementen in het retestrakke nummer, zoals met drums militaire precisie en ijzingwekkende vocalen, doen aan Behemoths Demigod denken.
Helfró werd voor zijn debuut meteen getekend bij Season of Mist, een van dé kwaliteitslabels op vlak van extreme metal. Dat zegt veel over het potentieel van de twee muzikanten die speelden samen speelden bij de technische deathmetalband Ophidian. Dat ze de kunde hebben om goede metalnummers te schrijven, hoor je ook in het met Gregoriaanse gezangen opgesmukte “Avoxtur af ortnu tré”.
Dat is voor alle duidelijkheid geen pure black metalplaat, want de technische death en bombastische metal nemen soms te bovenhand, zoals in “Hin forboðna alsæla”. Sommige fans van meer sfeervolle black metal zullen er sneller op afhaken, voor andere liefhebbers van gepolijst geproducete metal zal het smullen geblazen zijn.
Nog een opvallende, uitstekende track is “Katrin”, waarin melodische metal en cleane vocalen ons naar een desolate, arctische wereld brengen. In “Musteri Agans” is dan weer iets minder melodie te bespeuren; het zorgt voor een brutaal eindakkoord van een plaat die je net snel zal loslaten. (lh)
Orthodox :: Let It Take Its Course (Unbeaten Records)
Nood aan een halfuurtje beukende hardcore maar ook niet vies van wat moderne metalinvloeden? Dan ben je bij Orthodox, afkomstig uit Nashville aan het juiste adres.
We hebben de hoofdstad van de staat Tennesee altijd geassocieerd met country, dankzij Orthodox ook dus met een hardcoreband met potentieel. Het furieuze viertal behoort samen met Code Orange, Knocked Loose en Jesus Piece tot de nieuwe lichting jonge, boeiende hardcorebands uit de Verenigde Staten.
Debuut Sounds of Loss was al een schot in de roos, met Let It Take Its Course zet Orthodox een stap verder. De plaat begint meer dan uitstekend, want wat een bom is “Obsinity”. Ook “I Can Show You God” laat een heerlijk potje georganiseerde chaos en riffs die door merg en been gaan horen.
De teksten van frontman Adam Easterling gaan deels over mishandeling van zijn geliefden. Het verbaast dan ook niet dat “Leave” een hevig dreigende ondertoon heeft. Nog opmerkelijke nummers zijn “Cut”, met cleane vocalen en rustige gitaren, maar vooral “Look At Me”, dat riffgewijs aan Slipknot en wat vocalen betreft aan Korn doet denken. Maar wees gerust: Orthodox is geen kloon van deze band, qua duistere kracht en portie agressie gaan de Amerikanen nog een stapje verder.
Orthodox brengt extreme (nu)metal maar die klinkt nog niet zo inventief en complex als Code Orange. Voorlopig moet de band het dus vooral van intensiteit hebben. De band heeft een patent op verwoestende breaks, en dat is ook te horen in “The Presence”. De plaat wordt zowaar met een emotionele piano (“Wrongs”) afgesloten, maar wij hadden het nummer middenin de plaat als rustpunt gestoken.
De tweede plaat van Orthodox is extreem, donker en loeihard, en laat meer afwisseling dan debuut Sounds of Loss horen, maar laat de volgende plaat nog een stapje verder gaan op vlak van originaliteit zijn. Ideaal voor na een vervelende werkdag of zoveelste (frustrerende) moment in quarantaine? Zeer zeker! Wedden dat je even zal verlost zijn van je demonen? (lh)
Grimmsons :: Die Stille EP (eigen beheer)
Wanneer je je eigen lokale muziekscène iet of wat op de voet volgt, kom je al eens een band tegen waar je een persoonlijke connectie mee krijgt. Voor mij was die band Grimmsons. Een combinatie van vrienden en mensen die ik muzikaal al een tijdje volgde, was ik aanwezig bij hun eerste optredens, die mij stevig van mijn sokken bliezen. Hun eerste EP uit 2014 waren vijf onwaarschijnlijke lappen postpunk die de toen door stoner en metal gedomineerde Antwerpse scène een frisse klets rond de oren verkochten.
Maar het bestaan van een band is onberekenbaar, en Grimmsons moest al snel optornen tegen een hele rist tegenslagen, bezettingswissels, persoonlijke problemen en motivatiedips. Tekenend voor de soms onwaarschijnlijke pech waar Grimmsons mee werd geconfronteerd, was het optreden op Roadburn in 2016, waar net voor het optreden de versterker van gitarist Fré Duran ontplofte. In 2018 hield de band er moegetergd mee op.
In 2015 boekte de band wat studiotijd in Niel met producer Frank Rotthier, en nam er een EP op. Het kwam helaas nooit tot een officiële release. Maar toen de coronacrisis Rotthier zonder werk zette, besloot hij de nummers, die nog op zijn harde schijf stonden opnieuw te mixen en te laten masteren door vriend en collega Jens Larson. Met toestemming van de band kan je Die Stille nu op bandcamp vinden.
De EP telt slechts drie nummers, maar alle drie staan ze als een huis. Het is vanaf de aftrap menens: donderde drums, vlammende gitaren en dreigende vocalen. Die Stille is duidelijk harder dan de debuut-EP. Tweede track “Incision” flirt zelfs bij momenten met Neurosis-achtige postmetal. Maar het is vooral Durans veellagige gitaarwerk dat meer diepte en kleur in de composities verwerkt, en de melancholische zanglijnen van Stockmans extra diepgang geven. De momenten van verstilling zijn schaars, maar goed gekozen en geven de luisteraars soms een vals gevoel van rust, vooraleer de volgende meedogenloze energiestoot tussen de ribben wordt geplaatst. Al is ook het bloedmooie einde van -alweer- “Incision” even effectief in zijn eenvoud.
Wanneer Grimmsons op zijn best was, kon deze band een tomeloze brok energie en emotie zijn. Live-optredens waren vaak op het scherpst van de snee, en lieten vaak niks over van zowel band als publiek. Los van alle tegenslag en interne problemen was Grimmsons een band waar je in Antwerpen trots op kon zijn. Dit kort eresaluut geeft Grimmsons het afscheid dat ze hadden moeten verdienen. Fijn dat dit er toch nog mocht komen. (bvp)
Medico Peste :: The Black Bile (Seasons Of Mist)
In de vorige Schroothoop zongen we nog de lof over de Nederlandse black metal scene, maar de Poolse haalt de laatste jaren ook een torenhoog niveau. In de slipstream van het stevig doorgebroken Behemoth, zijn Mgła en Batushka de vaandeldragers van een generatie zwart goud.
Vooral Mgla heeft met Exercices In Futility niks minder dan een moderne klassieker uitgebracht in 2016. Enkele livemuzikanten van die uitstekende band zitten in Medico Peste (genoemd naar de Pestmeester, die in tijden van andere pandemieën bij de mens thuis ging controleren of ze al dan niet besmet waren). The Black Bile is hun tweede volwaardige plaat na het debuut Tremendum Et Fascinatio uit 2012 en de ep Herzogian Darkness uit 2017.
Medico Peste grossiert in een meer lugubere variant van black metal. Openingsnummer “God Knows Why” zet meteen de toon: een bochtige structuur, sinistere soundscapes die de furieuze uitbarstingen onderbreken, de ontzettend grauwe, overstuurde vocalen van Lazarus die nihilistische teksten schreeuwt over dood en religie. De bijhorende clip schurkt tegen pure horror aan.
Dat doet de muziek vaak ook, zoals in “All Too Human”, dat halverwege de soundtrack wordt bij een spookhuis waar u nooit levend uit geraakt. Dat wisselt af met manische uitbarstingen als in “Numinous Catastrophe”. Momenten dat het echt rechttoe rechtaan wordt, zijn eerder zeldzaam, en spelen haasje over met pekdonkere sfeerstukken of zelfs likjes jazz (“Skin”). Uitzondering is het slot- en titelnummer dat inderdaad duidelijk laat horen dat er bloed van Mgła door Medico Peste stroomt.
Voor de rest heeft de band dus gelukkig een absolute eigenheid, die echter geen zwart spek voor ieders bek bevat. De waanzin, chaos en spaarzaamheid met melodie maken van Medico Peste een buitenbeentje in de black metal van vandaag, in Polen en ver daarbuiten. Een intense rit waarvoor je in de stemming moet zijn (God weet dewelke), maar boeiend is het alleszins. Door de brutere momenten waarin Medico Peste het hart van uitstekende black metal raakt, overstijgen ze het vormexperiment. (pn)
Stomachs :: Boogie (Heinous Tapes)
Nu we de zomer stilaan op onze buik kunnen schrijven, loont het misschien de moeite om wat zomers gevoel in huis te halen. Nu beseffen we wel dat deze selectie daar nu niet meteen bij zal helpen, maar toch willen we hier afsluiten met wat lichtere kost, al was het maar om de smaak van misantropie uit uw mond te wassen. En wat kan er daarvoor beter zijn dan een flinke portie uitstekende Limburgse instrumentale surfpunk!
Stomachs is het liefdeskind van gitarist, grafisch ontwerper en Heinous Tapes-eindbaas Bunk Mud (ik kan u zijn echte naam vertellen, maar dan moet u te voet op bedevaart naar Klein Lourdes in Bitsingen), bassist Burt en drummer Tipi. Het trio bracht in 2018 al een EP’tje uit, maar nu is er een eerste echte plaat, opgenomen in de Dunkstudio’s in het verre Zottegem.
En daar hebben ze flink hun best gedaan, want het moet gezegd: de plaat klinkt fantastisch! De instrumenten zijn kraakhelder en de productie is heerlijk ruim en natuurlijk. Het doet deugd om nog eens een plaat te horen die niet opgepompt of overgecomprimeerd klinkt. De productie past ook perfect bij de complexloze, maar bij momenten best stevige mix van surf, garagerock en old school punk, met hier en daar een paar aangename verrassingen.
Zo tovert “Razzle Frazzle” tussen al het geweld door ineens een fantastische twang naar boven, of drijft “Al Hashashin” op een heerlijke Oosterse vibe, vooraleer los te barsten in een MC5-achtige furie. Stomachs slaagt erin om te klinken als The Stooges met Link Wray op gitaar, zonder als pastiche- of retroband te klinken. Dit heeft duidelijk zijn roots in het verleden, maar de frisheid en gretigheid van nu.
Op nog geen 25 schamele minuten walst Boogie zich door twaalf korte, puntige pareltjes zoals “Cooey Cootchie Choo-Choo” of “The Great Pipeline Massacre” of afsluiter en persoonlijke favoriet “Blood Suckin’ Surf Queen” (die bas! Dat vlammende einde!). Als u dat te kort vindt, kan u de plaat altijd op 33 toeren afspelen. Dan hebt u ook meteen die stonerdoomplaat waar u al een maand naar op zoek was. Iedereen blij. (bvp)