Eerder dan een wedstrijd is het een gelukkig toeval: twee oudgedienden van de Odd Future-kliek gunnen ons recht voor de raap of via schijnbewegingen een inkijk in hun leven in de jetset of in de marge.
De Odd Future Wolfgang Kill Them All, een bende jonge wilde honden uit de omgeving van Los Angeles, gaven in de periode rond het begin van de jaren 2010 de muziekbusiness een stevig schop onder de kont. Uit deze kliek zijn een heleboel getalenteerde figuren voortgekomen die nu al enkele jaren solo een interessante koers uitzetten. Hoe veelzijdig dit kunstenaarscollectief was, wordt geïllustreerd door de muziek die twee van haar coryfeeën dit weekend uitbrachten.
De grootste naam, Frank Ocean, is volgens sommigen de redder van de r&b en bij uitbreiding van De Muziek. Hij is als een feniks met de stem van een nachtegaal die om de zoveel tijd verdwijnt om daarna te herrijzen. Dit mysterie maakt zijn aantrekkingskracht en roem alleen maar groter. Bij elke zucht die Ocean lost, kirt het internet van genot en wordt deze zucht tot in den treure geanalyseerd voor de betekenis die Ocean er ingelegd móét hebben. Naast artiest is hij ook een ondernemer. Hij speelt steeds handig in op deze waas die hem omgeeft. Zo lanceerde hij onlangs een partyconcept in New York voor de lgbtq+ gemeenschap. Op zich is dit natuurlijk lovenswaardig. Alleen kon je er geen tickets voor kopen. De tickets waren al verdeeld nog voor het feestje was aangekondigd. Zucht. Dat hysterische gedoe van exclusiviteit en gecreëerde schaarste kan soms toch behoorlijk vermoeiend zijn.
Maar passons, het gaat hier om de muziek. Mondjesmaat geeft Ocean de laatste tijd nieuwe nummers vrij. Waarschijnlijk zit er een nieuw album aan te komen (maar dat weet je dus nooit). Na het nummer “DHL” van twee weken geleden werd dit weekend “In my room” op de wereld losgelaten. De muziek is zoals steeds bij Ocean tot in de puntjes superslick geproduceerd. De beats zijn al even aalglad als de door Frank beminde luxebolides waarmee hij doorheen het verkeer snijdt. Bovenop zeer diep dreunende subbassen schildert Ocean met impressionistische pennestreken zijn eigen innerlijke gevoelswereld. Dit wordt verweven met een tapijtje van in Miami Vice-pastelkleuren gedoopte synthesizerklanken.
Op het eerste zicht lijkt Franks leven rimpelloos te verlopen: een luxeleventje gevuld met juwelen en avonturen met designerdrugs in de slaapkamer. Maar alles is zéker niet in orde. Op het einde van dit korte nummer slaat de toon om en sluipt er een sluimerende dreiging van relationeel geweld binnen. Schijnbaar gaat het om een destructieve liefde. De song wordt op het eind kort afgekapt. Alsof de zanger het zwijgen wordt opgelegd.
Aan de andere kant van het spectrum heb je Earl Sweatshirt, het voormalige wonderkind van de rap. Hij bracht in 2010 op amper 16-jarige leeftijd zijn eerste mixtape uit. Hierin profileerde hij zich als een ware drugminnende vuilklep met moord- en verkrachtingsfantasieën die geen normaal mens – laat staan een 16-jarige – zou mogen hebben. Zijn moeder greep logischerwijs in en stuurde hem naar een heropvoedingsgesticht op Samoa. Hij kwam in 2012 terug uit ballingschap om zich op zijn muziekcarrière te concentreren. Maar een écht vrolijke jongen is Earl nooit meer geworden. Zijn releases spreken van problemen met drugs, een verwrongen vader-zoonrelatie en vooral een pikdonker wereldbeeld.
In tegenstelling tot Frank Ocean zwierde Sweatshirt zijn nieuwe album vorige vrijdag zonder veel poespas online. Geen promotie voeren is in deze tijden van verrassingsreleases even goed een vorm van marketing als een andere. Het voordeel hierbij is dat we op zijn minst geen gedoe hadden met oeverloos gespeculeer op het net. Op dat vlak dus een 1-0 voor Sweatshirt.
Het verschil in esthetiek van de muziek tussen beide heren kan niet groter zijn. Sweatshirts songs worden hoe langer hoe meer gekenmerkt door een gebrek aan structuur, laat staan dat ze een een begin en einde hebben. Alles hang aan elkaar als de rafelige eindjes aan de mouwen van een trui (flauwe pun intended). In het nummer “74” van zijn nieuwe plaat – tevens de openingstrack – vallen we met de deur in huis. Een zorgvuldige opbouw staat niet in het woordenboek van Sweatshirt. Alsof hij nog ergens een beat had liggen waarover hij nog even zijn hersenspinsels kwijt wilde.
Maar laat je niet misleiden door Earls slordige imago en je-m’en-foutisme. Zijn teksten vertonen zorgvuldige uitgebalanceerde rijmschema’s en associatieve beelden die nonchalant aan elkaar vastgeklonken worden. Zo gaan we in deze song van NBA-speler Amar’e Stoudamire, via stroganoffgebraad tot de Wu-Tang Clan. En dat allemaal binnen een minuut en veertig seconden. Daarna stopt het nummer even abrupt als het begon.
Waar Leonard Cohen nog kon zeggen dat er in elk nummer een streepje licht binnen viel, lijkt er bij Earl Sweatshirt geen barst te zitten in de somberte die over zijn leven hangt. Deze fascinerende man gunt ons hier weerom een inkijk in zijn schijnbaar getroebleerde psyche en creatieve geest.