Kwestie van het abc geen oneer aan te doen, hield Pharmakon na Abandon (2013), Bestial Burden (2014) en Contact (2017) dit najaar haar vierde album Devour boven de doopvont. Enige voorzichtigheid is geboden, want het is ook deze keer weer een krijsertje geworden.
Margaret Chardiet, vrouw achter het lawaai en volbloed New Yorkse, zit al sinds haar zeventiende stevig geworteld in de culturele underground. Hoewel Chardiet tegenwoordig te boek staat als de poster girl van toegankelijke industrial, omschrijft ze haar drang om noise te produceren nog steeds als een uitdrijving van innerlijke demonen en een poging om de luisteraar iets te doen voelen via verwoestende power electronics. Voor de nieuwkomers en slechte verstaanders achter in de klas: easy listening wordt het nooit. Voor het gemiddelde oor vormt Devour, net als voorgaand werk, een aanslag op de zintuigen die de doorsnee bikkel tot een nietig hoopje vlees reduceert. Geen comfortabele geluiden of zalvende melodieën dus, maar eerder iets wat klinkt als die ene buurman die op zaterdagochtend lustig aan het lassen slaat. Artauds Theatre Of Cruelty is nooit veraf; de psyche van de toeschouwer dient vooral gehypnotiseerd en ontwricht te worden. Of zoals Alex Agnew het iets minder verheven samenvatte: “een tandartsbezoek met alles erop en eraan.”
Het agressieve “Homeostatis” valt onmiddellijk met een dropkick in huis. Zelden klonk Chardiets zwaar vervormde stem zo mechanisch, terwijl het strakke, repetitieve gedreun dit tegelijkertijd tot het meest toegankelijke nummer bombardeert. De chaos blijkt immers georganiseerd: wat op het eerste gehoor een gebrek aan herkenbare structuren lijkt, herbergt wel degelijk welbepaalde ritmes en dynamieken. Dat Devour meer een organisch geheel dan een losse verzameling tracks vormt, valt overigens te verklaren door het opnameproces. Voor het eerst vond dat chronologisch en volledig live in de studio plaats om zo de intensiteit van een liveshow te evoceren. De zweem lofi nemen we er in dat geval graag bij. Een mild gepomp en animalistisch gehijg leiden de overgang in naar “Spit It Out”, dat al snel wordt gedomineerd door een schrille, trommelvliesdoorborende drone en een ijzingwekkend stemgeluid dat zelfs geen moeite meer onderneemt om zich als menselijk voor te doen. Neem er gerust de teksten bij, maar eerlijk gezegd doen die er niet echt toe. Niet de zinnen, maar het zinnelijke primeert.
Nauwelijks nog in staat tot coherente gedachten, flitst het centrale thema van Devour kort voor ons geestesoog: de zelfdestructieve aard van de mens. De artieste draagt het album op aan de geïsoleerden, onaangepasten en overbodigen in deze maatschappij. Zij die begrijpen dat chaos, pijn en waanzin niet meer dan natuurlijke reacties zijn, want “to be well adjusted in this system is to be oblivious and without feeling”. Dat dit sentiment diep in het DNA van het industrialgenre zit vervlochten, begreep ook Pitchfork, dat eerder dit jaar een best of presenteerde: “for people who were considered to be abject and disposable, cast outside the standard narrative of a heteronormative life, industrial music supplied an abrasive and volatile voice”.
Schurend, wringend en bijtend blijft ook “Self-regulating System” trouw aan die beginselverklaring. Door het machinale ritme is er bijna sprake van een militaristische melodie, maar het overheersende gevoel is dat men net een nieuwe kamer van de zelfvernietigingsfabriek is binnengestruind. Pas met “Deprivation” en “Pristine Panic/Cheeck By Jowl” gaat de intensiteit door de traag pulserende drone tijdelijk omlaag, alvorens die haast onmerkbaar opnieuw wordt opgevoerd. Als een net niet doodgekookte kikker bereikt de luisteraar het einde van deze manische uitputtingsslag. Te murw om nog iets te voelen en met een hernieuwde appreciatie voor stilte. Net daar zit een deel van de aantrekkingskracht: dat ultieme, rustgevende effect van repetitieve noise en de stilte na de storm. Wie vandaag wil ontsnappen aan prikkels zet zijn smartphone op vliegtuigstand of gaat ronddrijven in een deprivatietank. Maar wie kiest voor dat andere uiteinde van het spectrum en zijn brein afstelt op een wall of sound – of liever wall of pain – bereikt evengoed het soort kalmte waar de gemiddelde yogi een arm voor veil heeft. De steeds herhaalde loops en ritmes hameren wie daarvoor openstaat regelrecht een trancetoestand in.
Die kracht vormt echter eveneens het zwakke punt: metaalmoeheid en monotonie loeren vervaarlijk om de hoek. Vooral de dapperen die Devour in een ruk beluisteren en naast de drie vorige albums plaatsen, zullen zich mogelijk vervelen. Een act als Pharmakon is immers op zijn best wanneer men die live ondergaat. Bij een gemiddeld optreden opereert Chardiet als een blond beest tussen passie en pijn. Wanneer ze geen stuk metaal in elkaar ranselt, loopt ze als een op stang gejaagde wolvin tussen het publiek, op zoek naar een gezicht om in te schreeuwen. Daar gebeurt iets, tussen aantrekking en afstoting in, dat ontegensprekelijk een effect heeft op de toeschouwer. Op dat gebied voldoet Devour nog precies aan de verwachtingen: het slorpt op, overheerst en put uit. Alleen valt dat in een meer alledaagse luisteromgeving net iets minder vreselijk en vleselijk uit dan verhoopt.
Ergens voelt dit aan als een overgangsalbum. Naar wat precies, weet niemand. Het is wachten op wat na de zelfdestructie komt.