Niemand zo controversieel als Djenghis Kahn (1162-1227). Bewonderd als tacticus en stichter van het grote Mongoolse Rijk, waarschijnlijk het grootste rijk ooit in de geschiedenis. Maar tegelijkertijd verguisd als misschien ook wel de grootste massamoordenaar uit de geschiedenis met tientallen miljoenen doden op zijn geweten, toen een fiks percentage van de gehele wereldbevolking.
Mensen die tot de verbeelding spreken, mogen opdraven in tal van boeken, films en uiteraard strips. Hoewel dat met Djenghis Kahn nog wel durft tegenvallen. Er was de serie Le Kahn met een scenario van Simon Rocca en tot de verbeelding sprekende tekeningen van André Houot. Biografisch was het niet bepaald accuraat, maar Houot had zich ingegraven in de Mongoolse cultuur en kon de lezer vijf delen lang boeien en meeslepen in deze rijke beschaving. De Nederlander Hans G. Kresse, bekend van Erik de Noorman en heel wat verhalen over indianen, zoals Arendsoog, was begonnen met de opzet van een reeks over Kahn, maar zijn dood in 1992 stak er een stokje voor. Er zijn enkel nog goed uitgewerkte schetsen en enkele verhaallijnen bewaard gebleven.
In elk geval is Djengis Kahn een gedroomd hoofdpersonage, vooral ook door de vele legendes die over hem circuleren: hij werd geboren met een enorme bloedstolling in zijn vuist, hij was de zoon van een blauwe wolf … Eén ding is zeker: de man had uitstraling. Al van in zijn vroege jeugd slaagde hij erin om verschillende Mongoolse clans te verenigen en dat zorgde ervoor dat andere leiders hem voor hun kar spanden. Voordat hij Djenghis Kahn werd, heette hij Temüdjin, wat smid betekent. Zijn vader Yesükhei was zo slim om hem uit te huwelijken aan de dochter van Dai-Satchan, de leider van een min of meer rivaliserende, grote clan. Als zijn vader sterft, wordt de jonge Djengis op negenjarige leeftijd verondersteld om de leiding te nemen over zijn oorspronkelijke clan. Dit schept jaloezie bij de naaste medewerkers van zijn vader en Djenghis moet al zeer jong afrekenen met intriges en heel wat bedreigingen. Vooral Kiriltouq, een vriend van zijn vader, doet er alles aan om de macht in handen te nemen. Djenghis wordt gevangen gezet nadat hij zijn halfbroer heeft moeten doden, maar ontsnapt en geleidelijk aan verzamelt hij clans rondom zich en slaagt erin een klein leger op te bouwen, waarmee hij uiteindelijk een eigen clan vormt: Djamuq. Beetje bij beetje ontpopt de jonge Temüdjin zich tot de toekomstige grote leider Djenghis Kahn.
De serie Zij Schreven Geschiedenis die het leven van enkele belangrijke geschiedenisfiguren historisch verantwoord verhaalt, kon niet anders dan Djenghis Kahn mee op te nemen in de reeks. Vercingetorix, Napoleon en Karel de Grote zijn met wisselend niveau en uiteenlopende kritieken al op de Nederlandstalige markt losgelaten. Het niveau van deze Djenghis Kahn ligt gelukkig hoger dan de vorige drie delen. Ligt het aan het feit dat we er minder van afweten? “Djenghis Khan spreekt immers tot de verbeelding, maar hij zwijgt in de bronnen”, zegt Ralph van Hertum in zijn studie De werkelijke Djenghis Kahn. Daar ligt het niet aan, het is het geheel dat deze keer iets meer klopt. Perfect is het zeker nog niet en een blik in de Brusselse Fnac op de 21 andere Franse delen belooft ook niet veel beterschap, maar er is wel werk gemaakt van sfeerschepping en een logische verhaalopbouw. Wat er in dit deel en eigenlijk de hele reeks vooral stoort, is de snelheid waarmee alles doorploegd wordt. Waar Houot en Rocca met hun vijf delen al heel wat moesten schrappen, is het deze keer met een boekje van 56 pagina’s een geschiedenis op speed. Denis-Pierre Filippi doet zijn best om de snelheid uit het verhaal te weren en zijn scenario nog een rustige opbouw mee te geven, maar de beperktheid kent zijn grenzen en is nefast voor dit verhaal.
Manuel Garcia draagt zijn steentje bij door de uitgestrektheid van de Aziatische steppen de sfeer van het verhaal te laten dragen en zo de beknoptheid te verhullen, en hij levert ook knap werk met de secuur uitgewerkte veldslagen. Zijn werk bij Marvel zal hier zeker toe bijgedragen hebben. Als je de originele inktplaten van Garcia bekijkt, is het jammer dat de inkleuring met net te veel Photoshop-handigheidjes het geheel overlaadt en de vele details wegvaagt.
Het verhaal van deze Kahn blijft fascinerend en deze strip staat ons toe om zijn vermoedelijke jeugd te ontdekken die met valkuilen en gevaren bezaaid is. Gelukkig zorgde Filippi voor een catchy scenario waardoor dit deel net iets beter is dan de vorige drie.
Ook deze keer werd er een beroep gedaan op een historische autoriteit om achteraan een dossier van acht pagina’s te vullen. Marie Favereau, een onderzoekster aan Oxford, kreeg de eer en zorgde ook voor de nodige input voor het scenario. Ze staat met recht en rede vermeld op de cover.
Als je er dan toch één moet aanschaffen, laat het dan dit deel zijn, want het is het beste uit de reeks. De 24 andere delen haal je best eens in de bibliotheek.