Ruben Machtelinckx en Thomas Jillings hebben altijd al naar het Hoge Noorden gelonkt. Maar daar bleef het niet bij, want intussen brachten ze met Linus al drie albums uit waarop volk uit die contreien te horen was, met Mono No Aware als voorlopige orgelpunt. Konden we op Jazz Middelheim al horen dat het ook live steek hield, dan kwam de bedwelmende combinatie nog mooier uit de verf in de afgeschermde intimiteit van een club.
We pikten het laatste van zeven concerten mee, waarbij het kwintet met Nils Økland (hardanger fiddle), Niels Van Heertum (euphonium) en Ingar Zach (percussie) steeds een constante was, maar het eerste deel van de avond een paar keer wisselde. Dat werd deze keer ingevuld door Van Heertum met een korte soloset. Hij zorgde begin dit jaar al voor een van de verrassingen van het voorjaar met JK’s Kamer +50.92509° +03.84800, een sereen-intense soloplaat die niet zozeer draaide rond een verkenning van technieken en virtuositeit, als van klankeigenschappen, ruimte en tijd. De plaat bestaat uit vier stukken, samen goed voor veertig minuten geduldig golven. Nu was het een lang stuk van zo’n vijfentwintig minuten, waarvoor hij gebruik maakte van de euphonium en elektronica.
Van meet af aan werd gewerkt met loops, die vertrokken vanuit een vaste grondtoon, maar waarbij die klankmassa laag per laag wat verbreed werd. Wat eerst iets had van een stabiele misthoorn, begon al snel — nu ja — te vervellen, met iets grotere intervallen en ruisende luchtverplaatsing die schaduwtinten toevoegden, waardoor je na een tijd de indruk kreeg dat je ingepakt werd door een minimalistische symfonie van geluiden. Gaandeweg traden de manipulaties iets meer op de voorgrond, leek het alsof de akoestische eigenschappen zachtjes overwoekerd werden door artificiële klanken, waardoor het langzaamaan meer op een synth-drone ging lijken. Een grijs, desolaat geluid dat in de kiem gesmoord werd met een laptop die op een goedgekozen moment abrupt dichtgeklapt werd.
Met het kwintet werd, ondanks de ingetogen sferen, meteen een pak kleur toegevoegd. Met Økland (Christian Wallumrød Ensemble, 1982, …) en Zach (Dans Les Arbres, Huntsville, …) haalde Linus dan ook twee rasmuzikanten in huis die zowel thuis zijn binnen de traditie als het experiment, de compositie én de improvisatie, en eigenlijk zowat binnen elke context hun mannetje kunnen staan. Ze voegden vooral ook een enorm brede nuance toe, die regelmatig verwees naar de oude folktradities van hun geboorteland via specifieke ritmische patronen en stemmingen, maar ook getuigde van een eindeloze verbeelding. Je had al een ongemeen boeiend uur kunnen beleven door enkel Zach in de gaten te houden. Met een grote bastrommel, een (amper gebruikte) snare drum en een tafeltje vol attributen, creëerde hij een eindeloos variërende wereld van percussieve details en texturen.
Vaak deed hij dat met een doek en een kloeke mallet, waarmee hij diepe dreunen voortbracht die regelmatig een donderende, ritualistische sfeer introduceerden, maar ook met belletjes, resonerende schalen, rinkelende kettingen, een triangel en inventief ingezette cimbalen, bleef het een wonderlijke demonstratie van finesse, zowel binnen meer rechtlijnige, gecomponeerde stukken, zoals opener “Snakes And Ladders”, als in de vrije passages doorheen de set. Het viel er trouwens aan te merken dat de vijf al even samen op weg zijn, want op geen enkel moment liepen ze elkaar voor de voeten en het leek wel alsof er voortdurend vloeiend stokjes aangereikt en overgenomen werden, waardoor je afwisseling kreeg van meer naar voren en terug naar achter tredende muzikale stemmen.
Jillings wisselde af tussen een analoge synth en diverse blaasinstrumenten (altsax, tenorsax, altklarinet) en zorgde als vanouds voor een brede variatie in stijlen en temperamenten, met vrijere abstractie die afgewisseld werd met lyrische lijnen en repetitieve patronen, terwijl Van Heertum en Økland een prachtige centrale tandem vormden om te werken aan iele muzikale vergezichten waarin soms een warme gloed opdook. ‘Gloed’, dat kinkt nogal wollig en vaag, maar de manier waarop de vijf erin slaagden om vrij, beheerst én zelfzeker te klinken, was best indrukwekkend. Soms hoorde je nog de ‘oude’, iets meer traditionele Linus van die debuutplaat opduiken, maar die werd deze keer verpakt in een bredere stilistische waaier, met passages van geërodeerde soberheid die naadloos gecombineerd werden met statige processies, tintelende melancholie en hypnotiserende abstractie.
Net als op Middelheim werd het concert afgerond met het repetitieve “Felt” vanop hun derde album, maar het was duidelijk dat de band intussen nog sterker en hechter geworden is, met meer vrijheid, controle en evenwicht. Iets dat nog eens in de verf gezet werd met een korte slotimprovisatie die zowaar uitgroeide tot een van de gul rondgestrooide hoogtepunten van deze avond. Een innemend concert van een stel muzikanten dat in geen tijd een heel eigen plekje in het hedendaagse aanbod geclaimd heeft. Ze hebben de lat erg hoog gelegd voor zichzelf. Benieuwd hoe ze daarmee omgaan.
Mono No Aware verscheen vorige week bij Aspen Edities op cd en vinyl. Niet enkel de muziek, maar ook het artwork (van Ante Timmermans) is naar goede gewoonte indrukwekkend.