In een van onze vorige gesprekken zes jaar geleden zei Bløf ferm: “Het beste moet nog komen.” De heren hebben woord gehouden. Twee vernieuwende platen verder is Bløf, dit jaar een kwarteeuw oud, op album twaalf tot een andere band verveld door te flirten met hiphop en elektronica. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. Niet alleen zat de groep enkele jaren geleden met een existentiële “Wat nu?”-vraag opgescheept, ook de opnames voor Aan liepen niet bepaald vlot: “We moeten nog steeds leren echt goed te communiceren met elkaar.” Een gesprek met de beste band uit de Lage Landen die Vlaanderen (nog) niet kent.
enola: Aan heeft tussen alle verrassende geluiden en ritmes door een opvallend ruime, open klank.
Peter Slager (bas, tekstschrijver): “Dat was van meet af aan het opzet. Je kunt geluiden op elkaar zetten, zodat je verschillende lagen in je nummers krijgt zoals we op onze vorige plaat In het midden van alles hebben gedaan. Nu hebben we ze naast elkaar gezet. Drie jaar geleden voelden we al aan dat we nog wel wat te zoeken en te winnen hadden in die ruimtelijkheid. En we hebben de juiste mensen aangetrokken om ons daarmee te helpen: Dries Bijlsma heeft het laatste geweldige album van Typhoon geproducet en is thuis in hiphop. Ferdy van der Singel is dan weer thuis in meer elektronische pop.”
Paskal Jakobsen (zang/gitaar): “Toch blijft er altijd een element van herkenbaarheid in de liedjes zitten. Dat heeft ons ook een groot publiek opgeleverd. Tegelijk vinden we onze laatste twee albums in vorm en klank in ieder geval origineler dan wat we tot nu toe hebben gedaan.”
enola: Het schrijf- en opnameproces is echter wel een hele zoektocht gebleken.
Jakobsen: “De allereerste schrijfsessie was in een keldertje in een vakantiehuisje in Vlieland, waar we dan ook al enkele heel basic dingen opnamen. In de twee jaar nadien hebben we in totaal zowat acht weken in de studio gezeten, waaronder vier keer een week in Duitsland en een week in de Real World Studios, waar onder andere Elbow al heel wat materiaal heeft opgenomen. We kunnen ons dat permitteren, want we betalen deze plaat zelf. We zijn dus zelf de baas. Dat werkt wel fijn, zeker voor dit album. Ik geloof oprecht dat als je heel veel aandacht besteedt aan wat je maakt, het ook gewoon beter wordt. Maar het had achteraf gezien toch ook wel op de helft van de tijd moeten kunnen.”
Slager: “We hebben ook wel wat geschreven en demo’s opgenomen tijdens die studiosessies, maar ook van alles overboord gegooid. Dries Bijlsma is er bijgekomen in de tweede sessie in Duitsland, Ferdy dan weer daarna. Daar hebben we elkaar dus allemaal ook wel wat moeten leren kennen en dat slorpt natuurlijk de nodige tijd op.”
enola: Het tekent wel de complexe totstandkoming van deze plaat. Over IHMVA luidde het dat het het leukste album om te maken was tot dusver. Dat kun je van deze plaat moeilijk zeggen, zo te horen.
Slager: “Precies. Met de producer van IHMVA, JB Meijers, waren we bijvoorbeeld al bevriend voor we eraan begonnen. Dries en Ferdy kenden we helemaal niet. Het is ook best een intiem proces allemaal, hoor.”
Jakobsen: “En eerlijk is eerlijk: in het begin liepen we ook wat tegen mekaar aan over de werkwijze, bepaalde ideeën en welke richting het uit moest.”
Slager: “Daar maakten we ons zorgen over. Het schoot alle kanten op. En dan hebben we er achteraf nog een aantal dingen uitgelaten die andere terreinen bestrijken. Nummers die meer aanleunden bij Franz Ferdinand en Mumford And Sons, die niet echt een plaats hadden op deze plaat.”
Jakobsen: “Dus ja, we zaten als band die eerste twee weken in Duitsland niet echt op één lijn. We hebben veel overgedaan van wat we toen gemaakt hadden. Er waren irritaties. Discussies worden al gauw bijna ruzies.”
enola: Doordat iedereen uit z’n comfortzone is moeten stappen?
Slager: “Jazeker. Dat is ook heel spannend. En dat heeft bij ons allen een tweestrijd opgeleverd, waardoor je op den duur ook een tweestrijd met elkaar krijgt. We vinden allemaal iets van wat de andere speelt. Zij vonden bijvoorbeeld iets van wat ik op bas doe, wij hebben een mening over wat Bas op de piano doet. Daar zitten we dan soms over te zeiken. Langs de ene kant wil je dan je terrein afbakenen, want het is jouw instrument.”
Jakobsen: “Ik herinner me hevige gesprekken met onze drummer, Norman Bonink. Hij heeft gestudeerd om te drummen en vindt dat dan ook zijn werk. Ik heb als niet-drummer minder conventionele ideeën over drummen. Dat is al best een lastige discussie, en dan kwamen er gesprekken over het gebruik van andere snaredrums, andere klanken, die al gauw tot niets leidden. Dan krijg je dingen als: “Ik ben toch de drummer, het is toch mijn drumstel?” Waarop ik dan zeikte: “Ja, maar het is toch ook mijn plaat?” (lacht) Het had ook veel te maken met de vorm: we moeten nog steeds leren echt goed te communiceren met elkaar. Op het scherpst van de snede is het vaak lastig efficiënt te communiceren. En dan zijn we ook nog eens Nederlanders. Maar ere wie ere toekomt: achteraf gezien heeft Norman het meeste water bij de wijn gedaan en is hij het meeste trots op hoe dat album er uiteindelijk is uitgerold.”
enola: Het zit ‘m weer eens in de details bij jullie.
Slager: “De discussie waar Paskal het over had, staat model voor hoe we tegen het hele proces aankeken: de details zoals de sound van de snare maken een gigantisch verschil voor de klank van de héle plaat. We hebben al zo vaak in de studio gezeten dat onze oren op dat soort punten ondertussen echt wel geslepen zijn. Ik heb aan het begin van de sessies van Aan gehamerd op de invloed van hiphop. Ik ben absoluut geen kenner, maar ik kan wel horen wat de essentie is van hiphop, hoe en waarom het zo gemaakt is. Dries heeft me daar ook veel over geleerd. Maar dat dan ook nog eens op onze eigen plaat krijgen, is een ander paar mouwen.”
enola: Want jullie willen jullie brede publiek ook niet shockeren.
Slager: “Nee, precies. Zo zitten we trouwens zelf ook niet in mekaar. Het is leuk om op de rand te zitten van wat mensen verwachten en wat je zelf wilt maken.”
Jaksobsen: “Met “Een wens blijft maar een wens” zal het leeuwendeel van ons publiek wellicht toch niet weten wat ze ermee aan moeten.”
Slager: “We hebben er lang over gesproken of het er wel op moest. Paskal had een demo gemaakt, en ik vond het toen al intrigerend. Het was meer een sfeer dan een liedje. Tot m’n eigen verbazing ben ik met een tekst op de proppen gekomen. Er zat dus vorm in, zelfs een refrein. We hebben de demo’s aan Dries gegeven, en hij heeft het flink door de mangel gehaald met dubs en strijkers. Toen het af was, vonden we het allemaal heel cool, maar rees de vraag: “Moet dat wel op de plaat?” Toen zaten we bovendien nog met het idee dat het een heel bondige, kernachtig album moest worden. Hooguit elf nummers. Tot Michel Schoots van onze nieuwe platenfirma Sony ons zei: “Jullie hebben nu allemaal liedjes die alle kanten opgaan, waarom omarmen jullie dat gewoon niet? Zet het er gewoon allemaal op, naast mekaar.” Dat kwam ons goed uit, want die ruzie over wat er al dan niet op mocht, zagen we al hangen. En het klopte: een “grote” plaat, waarop we laten horen hoe verschillend het soms kan zijn, is het beste wat we hadden kunnen doen.”
enola: Dat is wel nieuw voor jullie. Toch zeker sinds jullie vierde plaat Watermakers was een album van jullie inderdaad een gebald geheel: één mood, één vaste sound, vaak ook een thematisch verband tussen de nummers. Aan is een buffet.
Jakobsen: “Ja, daarom zijn nummers als “Zoutelande” en “Over de dam”, klassiekere Bløf-liedjes, ook belangrijk. Die zijn toegankelijker en dat is geen waardeoordeel — ik speel ze trouwens dolgraag. De keuze om toch alle 14 nummers erop te zetten, is trouwens ook ingegeven door het feit dat het leeuwendeel van ons publiek ons ook, onder andere, via Spotify beluistert. Streaming is belangrijker geworden dan downloads of fysieke verkoop van albums. In je hoofd moet je het model loslaten dat je geld verdient aan een plaat. Dat was bij ons wel degelijk het geval toen we jonge jongens waren. Platenverkoop en optreden hielden elk de helft van ons verdienmodel in. Aan streaming nu verdien je geen donder, tenzij je Beyoncé bent. Wat belangrijker is, is dat je liedjes onder de mensen komen, dat ze genieten van je muziek. Dat wordt op den duur de insteek.”
enola: Jullie pianist/gitarist Bas Kennis had in een ander interview laten vallen schrik te hebben om nog eens een gewone Bløf-plaat te maken. Bestaat dat dan nog? De afgelopen vijftien jaar hebben jullie telkens jullie Bløf-sound gestript, verrijkt, aangevuld.
Slager: “Wat Bas vooral bedoelde, is dat we onder geen beding een plaat wilden maken dat we al eens gemaakt hadden, zoals een tweede Omarm bijvoorbeeld. Dat zou in alle gevallen een stap terug zijn. Alleen kun je vervolgens heel veel kanten op en dat deden we dan ook. Min of meer omdat we ook stuurloos waren en we aanvankelijk niet wisten waar het heen moest. We willen ons niet met hen vergelijken, maar toen U2 aan Achtung Baby begon, zaten ze in een soortgelijk schuitje. Niet gezellig, want die onzekerheid is zwaar voor een groep.”
Jakobsen: “Het was een vijftal jaar geleden ook moeilijker om tickets te verkopen. In mijn ogen speelden we minder goed, waren we een minder cohesief geheel. Dat is ook een fase die bij een band hoort: dan spelen er gewoon privédingen binnen onze gelederen die maken dat je minder “op” dat podium bent, minder met elkaar bent, dus ook minder plezier maakt. En dat is nu echt heel anders. We hebben weer veel plezier in het optreden.”
Slager: “Dat is drie jaar geleden met IHMVA inderdaad veranderd. Dat gaf echt een soort nieuw elan. Dat hing, toeval of niet, samen met een betere kaartverkoop. Doordat wij weer beter werden en/of mede door de economische conjunctuur. Maar onze laatste clubtour dit voorjaar was in een mum van tijd uitverkocht.”
Jakobsen: “En het publiek is ook aanzienlijk jonger dan enkele jaren geleden: achttien-, twintigjarigen die opgegroeid zijn met Bløf en nu zonder hun ouders komen. Leuk, zo’n aanwas.”
enola: Het kwam al een paar keer ter sprake tijdens dit gesprek, maar ook in eerdere interviews gaven jullie al aan achteraf niet zo tevreden te zijn met Alles blijft anders uit 2011. Een nummer op die plaat, “Wat jij denkt”, spuugde ook een soort verongelijktheid uit. Inderdaad een kwestie van toen niet goed in jullie vel zitten, dus. Dat is nu helemaal weg.
Slager: “Ik had daar toen als tekstschrijver wel wat last van, ja. De fout die we toen gemaakt hebben, was geen producer te nemen. Toen zaten we ook al op de wip van er iemand bij te nemen om een nieuwe richting in te slaan. Maar we waren toen niet klaar voor de overgave aan een extern iemand. Met JB is dat wel gelukt op de vorige plaat omdat we hem ook al een beetje kenden, een sociaal iemand die niet houdt van ergens te lang over te dubben. Het leidde tot een intuïtieve plaat die met veel spelplezier en energie gemaakt is. En daarom zijn Dries en Ferdy dan weer de juiste mensen voor deze plaat gebleken, waar het wat bedachtzamer is. Met een bereidheid om alles binnenstebuiten te keren als het moet. Met Alles blijft anders hebben we te laat beseft dat we zo’n klankbord nodig hadden.”
Jakobsen: “We hebben ook geen baas in de band. Dat is ook een probleem. In veel bands is de zanger de baas, en de rest doet dan wat de zanger wilt. Niet per se de beste manier, maar het is wel duidelijk. Bij ons roept iedereen wat op het voor hem juiste moment.”
Slager: “Het is gek hoe zo’n plaat als Alles Blijft Anders naar mijn gevoel niet helemaal is geworden wat hij moest worden, maar toch een soort sleutelplaat is, al was het maar omdat we daar dus voelden dat we in gebreke bleven op sommige punten. En dan moet het dus anders. Al zit je daar een jaar over te discussiëren, zoals nu.”
enola: Jullie moesten niet alleen leren samenwerken met de twee producers van Aan, zijzelf moesten elkaar ook nog leren kennen. Alsof het nog niet moeilijk genoeg was.
Jakobsen: “We hebben hen gedwongen om samen te werken (lacht). En dat lukte gelukkig ook. Die mannen hadden geen ego’s, dat helpt. Maar ik kan me wel voorstellen dat we voor de volgende plaat met een nog meer uitgesproken, bazig type zouden kunnen gaan werken. Iedere keer zetten we zo weer een stapje verder in het loslaten en we blijven zelf ook stappen zetten in het hele proces. Hoe fantastisch de plaat ook klinkt door onze producers, ik ben toch geschrokken van de sterke basis die er voor deze plaat lag in onze allereerste demo’s van drie jaar geleden. Daar is verrassend veel van gebruikt, ook klankmatig. We leveren geen gebrekkige demootjes op akoestische gitaar aan.”
Slager: “Ik ben nog niet zover om iemand met schetsen van songs aan de slag te laten gaan. Dan maakt iemand anders je plaat eigenlijk. Dat zou wel eens interessant zijn, maar dan wordt de rol van ons allevier onduidelijk. We schrijven soms samen, schrijven soms met andere mensen samen. We zullen altijd in de gaten blijven houden dat wat we met Bløf uitbrengen gemaakt is door Bløf. “Dat zou wel leuk zijn voor je soloalbum” is een veel gebezigde uitdrukking bij ons (lacht). Dat uit zich ook in het artwork van deze plaat. Die motieven die je ziet zijn allemaal symbooltjes die ieder voor zich heeft aangeleverd, zoals de ketting die ik nu aan heb, de tattoos van Paskal: een ineenvlechting van onze individuele eigenschappen. Het kleine trommeltje dat Chris (de vorige drummer van de band die in 2001 verongelukte, pn) altijd onder z’n handtekening zette, staat in het geel, zijn lievelingskleur. De kleur van het vinyl is ook geel. De quote die in het doosje staat, “Laat los en dans”, is aan onszelf gericht. Het was bijna de titel van de plaat geweest. Omdat dat loslaten echt voor ons gold op deze plaat. Ik deed voor de grap een anagram van “Laat los en dans” en dat is “Alles stond aan”. Toen dachten we: laten we er maar “Aan” van maken.”
enola: Opvallend trouwens hoeveel jullie nu al bezig zijn over het volgende album.
Slager: “Eigenlijk wel, ja. Als de zomervakantie hier begint, nemen we een wat langere pauze. Het eerste wat op onze agenda staat, is een schrijfsessie in november in Terschelling. Dat vind ik bijzonder leuk, omdat we dan ook zonder druk zitten van te moeten optreden tussendoor. Gewoon met z’n viertjes op dat eiland gaan zitten en denken over wat we gaan maken.”
Jakobsen: “En weet je wat het leuke is: het moet ook allemaal niet meer. Dat is toch wel fijn. Ik ben, naar mijn gevoel, ook wel door m’n Bløf-midlifecrisis heen. Ik heb me wel wat zorgen gemaakt over de positie van de band, de toekomst, hoe lang kun je mee… En nu heb ik dat helemaal niet. Zolang het leuk is, is het leuk. Misschien nog wel twintig jaar.”
Slager: “Kijk naar Golden Earring. Die zijn allemaal eind zestig, begin zeventig. Ze doen dit nog steeds, als een soort van parttime. Een nieuwe plaat opnemen hoeft ook niet meer zo nodig. Maar ik zie vooral nog ontzettend veel vriendschap en speelplezier bij die mannen. Tegelijk maken ze er ook nog eens goeie grappen over – “We zijn de beste amateurband van Nederland!” Maar ondertussen staan ze er wel nog steeds een paar van die onverwoestbare klassiekers uit te rossen.”
enola: Op basis van jullie moeite voor Aan en dit gesprek alleen al zijn jullie daar nog niet bepaald aan toe.
Jakobsen: “Wij voelen de drang nog om iets aan ons oeuvre toe te voegen. Ik vind het nog steeds het leukste om dingen te maken en dan te gaan spelen voor een publiek.”
Slager: “Wij willen gewoon op z’n minst het gevoel hebben dat we ons blijven ontwikkelen. En als dat gevoel ophoudt: dat zien we dan wel weer. Maar het is toch vooral de wens dat we nog een tijdje bij elkaar blijven. Weet je, we zijn niet meer onbeschadigd. Er gebeuren dingen in een mensenleven, ieder heeft z’n eigen pad. Maar het loopt nog steeds allemaal wat parallel met deze vier mannen. Daar gaat het ook wel over: dat loslaten en vertrouwen durven hebben, ook in je geliefden, dat is een belangrijk thema op de plaat geworden. Heel ongemerkt. Zelfs een liedje als “Porselein”, daar zit ook berusting in. Als het uiteindelijk valt, brengen de scherven uiteraard geen geluk, maar dan is het wel heel mooi en waardevol geweest.”