Na twee prima albums kon Local Natives naar eigen zeggen niet weerstaan aan de drang om de boel helemaal door elkaar te gooien en muzikaal op avontuur te gaan. Ironisch genoeg is het resultaat van die Wanderlust een vrij voorspelbare evolutie; die richting overgeproducete indie-popsongs, opgeblonken met brave elektronica gaat.
“Iets totaal anders! Een volledig nieuwe benadering van onze songs! Extra synths!” Ook al wordt het vaker op gehuiver dan gejuich onthaald, het lijkt bijna een verplichte stap voor indiebands die zich na een sterk debuut en een risicoloze tweede plaat aan album nummer drie zetten. Nu is het dus de beurt aan Local Natives, de Californische band die in 2010 met Gorilla Manor een prachtig web spande tussen Fleat Foxes, Grizzly Bear en Arcade Fire. Opvolger Hummingbird (2013) bleef nog grotendeels trouw aan die referenties, al moest de muzikale joie de vivre daar opboksen tegen een donkere laag melancholie.
Is Sunlit Youth dan echt de totale ommekeer geworden waar de band het zelf over had, weg van wat Local Natives zo’n bijzondere band maakte? Zoals zo vaak luidt het antwoord: nee, natuurlijk niet. De succesfactoren van hun debuut zijn nog steeds duidelijk present in de songs, van een echte metamorfose is hier nauwelijks sprake. De loepzuivere melodieën, de opzwepende percussie, de zoete harmonieën in de refreinen… drie nummers ver in Sunlit Youth heb je ze allemaal al uitgevinkt. In de overtuigende opener “Villainy” legt Taylor Rice nochtans meteen zijn bedoelingen op tafel: ”I wanna start again”, klinkt het ambitieus, tegen een achtergrond van pulserende keyboards. De al bekende single “Past Lives” sluit daar meteen perfect op aan en is veruit de meest geslaagde mix van de oude en de vernieuwde Natives.
Maar het nieuwe glittervest zit lang niet overal even comfortabel. “Masters” is ronduit rommelig: het nummer stuitert alle kanten op, om uiteindelijk te verdwalen in een hol, digitaal doolhof. Dezelfde malaise bij het hyperkinetische “Mother Emanuel”, dat klinkt als drie nummers door elkaar — en dat zijn er twee teveel. Allemaal goed en wel, dat op zoek gaan naar iets nieuws – maar hier gaat meer verloren dan dat er gevonden wordt.
Soms is de beoogde frisse wind er gelukkig wel: de pikdonkere Afrikaanse ritmes van “Jellyfish” zijn heerlijk onheilspellend, en de manier waarop “Coins” van een ongevaarlijke softrocker die van Tom Van Laere had kunnen zijn, uitgroeit tot een bont samenspel van gloeiende synts, haastige handclaps en openbarstende vocals , is elegant terugkeren op vertrouwd terrein. Ook een aangename verrassing: de bijrol van Nina Persson (The Cardigans, inderdaad) op het bubbelende “Dark Days”.
Local Natives was duidelijk toe aan iets nieuws en daar is niks mis mee, wel integendeel. Maar waarom klinkt Sunlit Youth dan zo geforceerd en zelfs ongeïnspireerd? De plaat klinkt niet als een logische evolutie in de discografie van de band, niet als het eindresultaat van een natuurlijk veranderingsproces. Dit lijkt op een momentopname van een stroeve zoektocht, die nog niet afgelopen is. Een verzameling ideeën en goede bedoelingen, gladgestreken door een veel te opzichtige productie. Een overgangsplaat? Zo zal bij album nummer vier misschien blijken, als daar echt een nieuwe richting wordt ingeslagen. Maar vooralsnog houden we het op een flauw rommeltje.