Het in Lissabon gevestigde No Project Trio laat de muziek op het moment zelf ontstaan, vandaar de naam. Er is geen project. Al wordt het op die manier natuurlijk ook weer een project. Enfin, op onze tocht doorheen de Portugese improvisatie zijn we weer een fijne band tegengekomen.
Drummer João Lencastre is daarvan momenteel de meest zichtbare. Hij is een stilistische veelvraat die in het verleden al actief was binnen avant-garde en mainstream jazz, in metal, alternatieve rock, reggae en elektronica. We kennen hem vooral van zijn band Communion, waar hij intussen een viertal albums mee uitbracht en die hij voor de laatste twee wist aan te vullen met Amerikaanse kleppers als saxofonist David Binney en bassist Thomas Morgan. Voor zijn No Project Trio speelt hij met de ons onbekende bassist Nelson Cascais en pianist João Paulo Esteves da Silva, die al actief is sinds de jaren tachtig en een vaste waarde is binnen de Portugese improscene.
Op Vol. II, opvolger van het in 2012 verschenen debuut, laten de drie alleszins horen dat ze intussen een fijne symbiose opgebouwd hebben (een mooi staaltje daarvan valt ook hier te bekijken) die hen voert langs prikkelende, vrije exploraties en hechte lyriek, waar hier en daar ook een jazzuitspatting komt bovendrijven. Soms vooral begaan met het aftasten van verhoudingen en het spelen met dynamiek, maar hier en daar, zoals in “Improvisation IV”, met een melodische verfijning en organische opbouw die haast klinkt als een zorgvuldig in elkaar gepaste compositie.
De hoofdmoot is echter van een vrijer kaliber, waarbij er afgewisseld wordt tussen een handvol compacte stukken (de helft blijft onder de vier minuten) en een aantal langere, waarin meer ruimte is voor horizontale ontwikkeling. “II” en “V” sluiten wat soberheid betreft aan bij “IV”: het zijn kale schetsen, een paar penseelstreken bij elkaar, met gespreide, ijle pianonoten, zacht gestreken bas en ruisende cimbalen. Muziek die bij momenten glashelder klinkt, maar toch onvoorspelbaar, minimaal en delicaat. Nogal een contrast met de woeligheid van “III”, dat voortdurend lijkt te willen versnellen en vertragen, of “VII”, waarin gewerkt wordt met explosies van (inside) piano, bas en drums, alsof het gaat om raketinslagen met nazinderende resonanties.
Het zijn echter de langere stukken die het grootste deel van de aandacht en de tijd (zowat vijftig van de zestig minuten) opeisen. En als “IV” het trio van haar meest klassieke, jazzy en toegankelijke kant laat horen, dan zijn “I” en “VI” stukken die, weliswaar zonder de beheersing op te offeren, een meer zoekend facet laten horen. Het blijft doorgaans spaarzaam en hecht, zowel met passages waarbij de communicatie meer direct is, als waarbij het er impressionistischer aan toegaat en er meer wordt gewerkt met muzikale kleur dan met ritme of duidelijke motieven. En als het boeltje dan al aan de kook gebracht wordt, dan is dat nooit met abrupte uitspattingen, maar met een intuïtieve samenhang die op zijn beurt altijd weer overgaat in meer ingetogen passages.
Slotstuk “VIII” doet er dan nog eens twintig minuten bovenop, maar het is misschien wel het meest complete en veelzijdige stuk van het album (ze krijgen er dan ook de tijd voor), met een levendig, zachtjes botsend startluik met dansende piano, dat na een minuut of zeven omslaat in een veel kaler gedaante, met interactie op fluisterniveau en een centrale rol voor Cascais. Het tempo en de vitaliteit worden naar het einde weer opgekrikt, maar blijven gegidst door de dosering en focus die duidelijk het handelsmerk van de band zijn.
Luisteren en kopen kan via Bandcamp.