Drummer Teun Verbruggen (zo alomtegenwoordig dat hij door Marc Van den Hoof een jaar geleden omgedoopt werd tot Steun Verbruggen) is behalve het ritmische anker van heel wat Belgische jazzprojecten ook bedrijvig met zijn eigen label RAT Records, waarop vooral werk aan bod komt dat zich ophoudt in het experiment. Geen enkel project zoekt het daarbij op zo’n geschift terrein als Chaos Of The Haunted Spire.
Oorspronkelijk was COTHS een duo met saxofonist Andrew Claes (zie ook BRZZVLL en STUFF.), maar in werkelijkheid kan de line-up wel eens uitgebreid worden. Zo kreeg de tape met daarop een opname van het concert in Trix, dat vorig jaar verscheen, het bezoek van Pierre Vervloesem en Sickboy, en is het kwartet op deze release, die werd opgenomen in Het Bos, dankzij de komst van Mirco Banovic zelfs uitgebreid tot een kwintet. Twee bassisten, een blazer, een drummer en een elektronicaman: dat lijkt op papier redelijk eenvoudig, maar dat is het in werkelijkheid allerminst. Deze muzikanten overschrijden immers zo vaak de grenzen van de traditionele zones, dat er soms geen touw aan vast te knopen is. Maar dat is natuurlijk ook een beetje de bedoeling.
Het meer jazzgeoriënteerde Bureau Of Atomic Tourism kan al behoorlijk verwarrend uit de hoek komen, ook al is er daar regelmatig een strak gecomponeerde passage die het improviseren onderbreekt. Bij Othin Spake, het trio met Jozef Dumoulin en Mauro Pawlowski, is het soms ook zoeken naar een rode draad in die postindustriële verwarring, maar bij COTHS gaat het nog wat verder. Claes speelt naast die plastieken altsax immers ook nog EWI en gaat zich regelmatig te buiten aan elektronische manipulatie. Jurgen Desmet (Sickboy) grossiert in stotterende, verknipte ritmes, terwijl Verbruggens hyperkinetische stijl soms amper te onderscheiden valt van een doorgeslagen machine. En dan zijn er nog die twee bassisten.
Het leidt in dit dikke halfuur tot een combinatie van verbasterde avant-garde, een frontale botsing van lawaaierige impro, chaotische elektronica en zelfs uitstapjes richting noise. Hier en daar, zoals in opener “RaaRRR” gebeurt die aanpak geleidelijk, krijg je als luisteraar rustig de tijd om mee te evolueren in een steeds toenemende geluidsbrij, tot je plotsklaps beseft dat je in het midden van het klankenstorm beland bent. Soms is die sound zo dicht op elkaar gepakt, dat het iets heeft van een van de pot gerukte speeltuin vol groteske vervormingen en uit hun voegen barstende ideeën, een lunapark met kwakende sax en zeurende EWI, ratelende ritmes en beats, galmende en stotende baslijnen met Laswell-allure en een hoop geluiden waarvan de oorsprong onduidelijk is.
Die onbeheerste pap kan ervoor zorgen dat COTHS soms gaat klinken als een eindeloos uitzettend, ongeleid projectiel dat geen duidelijke bestemming voor ogen heeft, maar de korte passages (die soms wel deel uitmaken van een groter geheel) bevatten net genoeg afwisseling en verschuivende dynamiek om je bij de les te houden. Zo duikt er in “For S.P.” iets op dat je met wat verbeelding een soort van futuristische bricolagefunk zou kunnen noemen, lijkt het even alsof de band een radicale deconstructie aflevert van Herbie Hancock, James Blood Ulmer en Defunkt, terwijl “For A.T.” een opstand van de machines lijkt te suggereren. Het knettert er breakcore-gewijs op los met een kierewiete uitbundigheid.
Dat er een stuk in zit dat de titel “Pinball” draagt, is dan ook helemaal terecht, want dit stuitert alle kanten uit, wordt van de ene uithoek naar de andere gekaatst via onvoorspelbare wendingen. “Ruhig” is even de uitzondering waarin een vrij duidelijke structuur terug te vinden is, maar ook daar is het een komen en gaan van stoorzenders die de luisteraar de uithoeken van freefusiondubnoisepop laten zien, terwijl de schizofrenie in afsluiter “Begrenst” totaal over de rooie gaat. De waanzin van John Oswalds plunderphonics is er nabij. Dat maakt van deze nieuwe COTHS de absolute horror voor wie houdt van een beetje orde in zijn muziek, maar voor zij met een rist nerveuze tics en een korte aandachtsspanne is dit dan weer een godsgeschenk. Genieten dus, maar best met mate.
Het album verscheen in een vinyloplage van 200 stuks (artwork door Dennis Tyfus), maar is net als de andere COTHS-releases ook digitaal verkrijgbaar.