“Baanbrekend! Het taboe is doorbroken! Moedig!” Ja, de superlatieven die Philadelphia, en vooral hoofdrolspeler Tom Hanks in 1993 naar het hoofd geslingerd kreeg, waren niet van de poes. En hoe makkelijk het ook is om er cynisch over te doen, je kan niet ontkennen dat Phildelphia voor zijn tijd een opmerkelijke film was: een mainstream Hollywoodproductie met grote sterren, over een homoseksuele man die sterft aan aids, uitgebracht toen de epidemie op zijn hoogtepunt was. Of het al dan niet goede cinema was, moet iedereen maar voor zichzelf uitmaken, maar de consensus was dat de Amerikaanse filmindustrie weer een beetje volwassener was geworden. Het thema was aangekaart, we konden er over praten.
Of toch voor even. Voor Hollywood was één zo’n film blijkbaar wel genoeg en het thema ging weer netjes de kast in – er waren regelmatig wel independent projecten met aids als onderwerp, maar de grote studio’s bleven er met hun voorzichtige handjes af. En ook met de release van Dallas Buyers Club komt daar niet echt verandering in: de film bleef ongeveer tien jaar lang steken in development hell, en moest uiteindelijk gemaakt worden op een zeer bescheiden budget van 5,5 miljoen dollar, op slechts een twintigtal draaidagen. Dat de film toch is doorgebroken in de mainstream is bemoedigend, maar vooral het resultaat van de bejubelde acteerprestaties van Matthew McConaughey en Jared Leto. Om maar te zeggen: 20 jaar na Philadelphia zijn we er nog altijd niet.
McConaughey speelt Ron Woodroof, een elektricien die in 1985 volop profiteert van zijn status als blanke heteroseksueel in het zuiden van de VS: hij drinkt als een beest, snuift regelmatig een lijntje coke, verdient wat bij door te gokken op rodeo’s en duikt de koffer in met iedere vrouw die hij ziet. Na een kort verblijf in het ziekenhuis, krijg Ron echter te horen dat hij aids heeft. De dokters geven hem nog maar 30 dagen te leven. Ron gaat op eigen houtje op zoek naar alternatieve medicatie, en ontdekt via-via een medicijnencocktail die hem uiteindelijk nog zeven jaar in leven zal houden. De homofobe elektricien werkt plotseling samen met voornamelijk homoseksuelen om de Dallas Buyers Club op te richten: een groep seropositieve mensen die samen illegale medicijnen het land in smokkelen.
Dat had de opzet kunnen zijn van een onvervalste tranentrekker, maar regisseur Jean-Marc Vallée (die een tiental jaar geleden doorbrak met Crazy), houdt de teugels strak in handen en gaat vals sentiment zorgvuldig uit de weg. We zien een onwaarschijnlijke vriendschap ontwikkelen tussen Ron en de drag queen Rayon (Jared Leto), maar het groeiende vertrouwen en zelfs affectie tussen de twee wordt erg voorzichtig, subtiel in beeld gebracht. Geen gezwollen dialogen, geen violen op de soundtrack. Wanneer een belangrijk personage sterft, wordt zijn dood off screen gehouden en Vallée weerstaat ook aan de verleiding om de fysieke aftakeling van zijn personages al te nadrukkelijk in de verf te zetten. De laesies, de bloedingen, het gewichtsverlies – het zit er allemaal wel in, maar de regisseur weigert het uit te buiten voor de sensatiewaarde.
Die smaakvolle terughoudendheid in de regie zorgt ervoor dat er ruimte vrijkomt om de farmaceutische industrie een veeg uit de pan te geven. De Food and Drug Administration (FDA),de overheidsinstantiedie instaat voor de wettelijke goedkeuring van geneesmiddelen, werkt volgens deze film net iets té nauw samen met bepaalde grote farmabedrijven, wat ervoor zorgt dat nieuwe medicatie niet of slechts zeer traag beschikbaar wordt. Zou het toeval zijn dat Dallas Buyers Club wordt uitgebracht in het midden van een gigantische hetze rond universal healthcare in de VS? Misschien wel, maar in ieder geval: het klimaat was nooit beter voor een film waarin de gezichts- en gewetenloze gezondheidsindustrie aan de kaak wordt gesteld.
Je kan de film verwijten dat hij nogal eenzijdig is in zijn voorstelling van de feiten – een meer uitgebalanceerd scenario zou ook hebben durven aanstippen dat het wel degelijk belangrijk is om medicijnen goed te testen vooraleer ze aan mensen gegeven worden, ook al kost dat dan tijd. Gay thema of niet, aids of niet, in bepaalde opzichten is Dallas Buyers Club uiteindelijk vrij conventioneel: het is een David vs Goliath-film, waarin een ondernemende enkeling het moet opnemen tegen een gezichts- en emotieloze machine; een grote industrie waar niemand persoonlijk verantwoordelijk is, ook al gaan er dan mensen dood. Je zou zelfs de vergelijking kunnen maken met Erin Brokovich, waarin Julia Roberts op haar eentje een grote verzekeringsmaatschappij op zijn knieën brengt.
Laat je dus niet misleiden door de thematiek: Dallas Buyers Club is een klassiek verhaal, dat al bij al weinig avontuurlijk is, maar wel zeer degelijk gestructureerd en vooral erg knap geacteerd is. Want het zijn McConaughey en Leto die je achteraf zult onthouden. McConaughey laat zijn personage op een subtiele manier evolueren, zonder de veranderingen in zijn karakter ooit te dik in de verf te zetten of naar sympathie te hengelen. Ron Woodroof blijft een ongelikte beer die mensen schoffeert en die zichzelf juist uit de nood weet te redden omdat hij zo’n opportunist is. McConaughey zoekt geen excuses voor hem, maar speelt hem warts and all. Leto, op zijn beurt, gaat op een overtuigende manier in drag, en weet de gevoeligheid en kwetsbaarheid van Rayon geloofwaardig naar boven te brengen. Een scène waarin hij zich dan toch voor één keer in mannenkleren hijst om zijn vader op te zoeken, is een schoolvoorbeeld van pijnlijk understatement.
Je hebt mensen die Dallas Buyers Club een doorbraak noemen. Baanbrekend. Het taboe is doorbroken. Moedig. Maar net zoals 20 jaar geleden is het dat allemaal niet. Het is wél een stevig drama met prachtige acteerprestaties. Ook al genoeg reden om naar de bioscoop te trekken, niet?