It Don’t Mean a Thing (If It Ain’t Got That Swing). Een statement, solo aan de piano. Hiermee start Jackson zijn concert in de uitverkochte Kortrijkse Kreun.
Joe houdt van veel muziekjes, zoveel is wel duidelijk als je er zijn eclectische discografie op naslaat. Flirtten zijn eerste albums einde jaren zeventig nog met de anarchie van de punkattitude, dan komt begin jaren tachtig reeds de liefde voor de jazz bovendrijven. Jumpin’ Jive is een ode aan de swing en de jumpblues van de jaren veertig. Een paar jaar later volgt met Body and Soul een plaat waarvan de hoes geënt is op de traditionele Blue Note-lp’s.
Na uitstapjes naar klassieke muziek, soundtracks en een paar popplaten, krijgt met The Duke nu ook Ellington zijn eerbetoon. De cd is nogal gladjes en doet je vooral teruggrijpen naar de originele opnames. Live klinken dezelfde nummers, met een sterke zeskoppige begeleidingsband, een stuk pittiger. In “Caravan” zorgt de door multi-instrumentaliste Allison Cornell gezongen Portugese tekst meteen voor een exotische noot, al moet ze het met haar wat dunne stembereik wel afleggen tegen echte diva’s.
Na een gedreven medley van “I’m Beginning To See The Light”, “Take the ‘A’ Train” en “Cotton Tail” is “Mood Indigo” een eerste rustpunt. Naast Jackson op accordeon krijgt bassist Jesse Murphy een feature. Zijn solo, met strijkstok op een oude akoestische bas, wordt terecht uitbundig onthaald. Kort daarna mag hij tijdens “Rockin’ in Rhythm”, gebracht in een typische, vierkant swingende New Orleansstijl (inclusief Jackson op scheidsrechtersfluitje), zijn longen leegpompen op een tuba.
Meer Ellington volgt in medleys, of potpourris zoals Jackson ze zelf grappend noemt, van “Perdido”/“Satin Doll”en “The Mooche”/“Black and Tan Fantasy”. Deze laatste klinkt ronduit cartoonesk, spontaan zie je Tom & Jerry over het scherm dollen. Naast Ellington zijn er natuurlijk ook Jacksons eigen klassiekers: vroeg in de set al “It’s different for Girls” en een op herkenningsapplaus onthaald “Real Men” . Het uit Big World geplukte “Home Town” groeit in een uitgepuurde versie, met een centrale rol voor de twee violen (Regina Carter en Allister Cornell) en de akoestische gitaar van Adam Rogers, uit tot een hoogtepunt.
Percussioniste Sue Hadjopoulos, al lid van Jacksons band in de jaren tachtig, mag dan weer schitteren tijdens een op Latijnse ritmes drijvend “Another World”, meteen de aanzet naar wat een stomende finale moet worden. Met het minder bekende “Target” gaat het feest verder maar “Steppin’ Out” draait wat vierkant en is net niet dé uitsmijter die je zou verwachten. Voor de bissen volgt nog een herneming van “It Don’t Mean a Thing”, dit keer met de volledige band. Eerste bis “Is She Really Going out with Him”, sober begeleid met tuba, accordeon, banjo en drums, zorgt voor kippenvel. Tijdens “Sunday Papers” zit Jackson grotendeels door zijn stem, waarop hij verklaart dat enkel een spuitje van de dokter hem die dag op de been hield.
Toch brengt hij ook “Slow Song”, waarbij de muzikanten één voor één het podium verlaten, nog tot een goed einde. Duidelijk genietend van het verdiende applaus verlaat Jackson als laatste, gespeeld sullig strompelend, het podium. Mission accomplished. En nog maar eens het bewijs dat ook popartiesten op een podium waardig oud kunnen worden. Een project voor de popdagen van Gent Jazz volgende zomer misschien?