Dit jaar vieren we de vijfhonderdste verjaardag van Desiderius Erasmus’ meesterwerk Lof der Zotheid. Het feestjaar werd al succesvol ingezet met een nieuwe uitgave in de reeks met de honderd belangrijkste boeken aller tijden bij Uitgeverij Athenaeum, en wie al langer wachtte op een gelegenheid om het boek te lezen, treft nu een ideaal moment.
Dat Lof der Zotheid nog steeds tot de verbeelding spreekt, blijkt uit de verbazingwekkende oplagecijfers. De "pronkrede", zoals Erasmus ze zelf ironisch noemde, haalt om de zoveel tijd een nieuwe druk en het aantal auteurs dat verklaart geïnspireerd te zijn door de "roman", is amper bij te houden. Toch leest Lof der Zotheid niet zo eenvoudig als vele andere oude meesterwerken. Het boek is uiteraard ouder dan de gemiddelde klassieker, maar dat kan niet de enige oorzaak zijn. Feit is dat Erasmus onverdroten stelling neemt voor en tegen bepaalde gegevens die tegenwoordig niet meer helemaal hard te maken zijn. Het balanceren tussen spot en serieuze kritiek blijkt binnen Lof der Zotheid overigens op een slappe koord te gebeuren: wanneer de geneeskundigen eraan moeten geloven en de theologen bejegend worden omwille van hun armoede en hun ascese, hanteert Erasmus geen andere toon dan in de passages waarin de vrouw beschimpt wordt. Maar welke delen moet men zus lezen en welke zo interpreteren? Dat is een moeilijke, alsook een belangrijke vraag. En in hoeverre kon Erasmus ontsnappen aan zijn tijd en schrijft hij dus gedateerd? In welke mate zijn bepaalde ideeën revolutionair als men ze in perspectief plaatst tegenover de tijd waarin ze geschreven werden?
Het zijn stuk voor stuk vraagstukken waar een nawoord idealiter op zou kunnen inspelen. Anderzijds kan een dergelijke "verklaring" in de weg staan dat de lezer zelf zijn weg zoekt doorheen het boek. Bij Uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep opteert men om niet te veel literaire duiding te geven. Wel wordt, in een interessant nawoord van vertaler Harm-Jan van Dam, de figuur Erasmus uitgebreid van een biografische context voorzien. Speciaal voor de Perpetua-uitgave werd ook een charmante tekst van Rotterdammer Ahmed Aboutaleb opgenomen, die verklaart waarom men vandaag nog trots moet zijn op iemand als Erasmus. De interesse in de auteur aanwakkeren, doet die korte tekst niet echt, maar zijn luchtige hulde is een aangename verpozing na Erasmus’ "lastige" denkoefening, en een goede opstap naar het schitterend gedocumenteerde nawoord van de vertaler.
De kern van dit boek wordt natuurlijk gevormd door Lof der Zotheid zelf, die met zijn hoogtes en laagtes nog steeds bijzonder interessante literatuur vormt. Het is aanvankelijk even wennen aan de vrij gecompliceerde stijl, met verwarrende bijzinnen en talloze verwijzingen naar klassiekers uit de Oudheid. Eenmaal de lezer zijn tempo gevonden heeft en vlotter door de roman begint heen te komen, merkt men snel hoe entertainend Erasmus is met zijn dolkstoten richting allerhande wetenschapstakken. De lezer veert af en toe recht van verontwaardiging, maar dat is natuurlijk een effect dat Erasmus zelf beoogd had. Het boek kent in zijn geheel slechts heel weinig inzakmomenten en de langzame climax richting het gekende slot, waarin de kerk er totaal aan moet geloven, zorgt voor een zekere spanningsboog die Erasmus aan het eind prachtig vervult met een krachtige slotrede van de Zotheid zelve. Hoewel op het eerste gezicht nogal verouderd en niet meer helemaal actueel, is Lof der Zotheid dus nog steeds een extravert pareltje om U tegen te zeggen.