Niet zo lang geleden kwam ik een site tegen waarop de één of
andere lolbroek de posters van Oscargenomineerde films had bewerkt
met Photoshop, om de titels te veranderen in “de waarheid” over de
prenten. ‘127 Hours’ werd ‘You Have to Wait 85 Minutes Until He
Cuts His Arm Off’. ‘Black Swan’ werd ‘Lesbian Sex’. ‘Winter’s Bone’
werd ‘Poor People are Depressing’. En ‘The Fighter’ werd ‘The
Wrestler… But with Boxing’. De nagel op de kop. Regisseur David
O’Russell heeft zijn nieuwste film zelfs gemaakt met Darren
Aronofsky als executive producer, en onder omstandigheden
die griezelig gelijkaardig zijn aan die waarin Aronofsky aan ‘The
Wrestler’ begon. Zijn vorige, ‘I Heart Huckabees’, was veel te
bizar en experimenteel voor het grote publiek en werd bijgevolg een
commerciële flop (net zoals ‘The Fountain’ dat was voor
Aronofsky).
Wat dus betekent dat O’Russell nu simpelweg de kans heeft
aangegrepen om een traditioneel sportdrama te maken, waarmee hij
vooral niemand voor het hoofd kan stoten. De gesjeesde, naar
verluidt bijzonder veeleisende en egocentrische regisseur die
eigenzinnige werkjes afleverde als ‘Three Kings’ en het
onderschatte ‘Huckabees’, plooide zich – op z’n minst tijdelijk –
naar de wetten en gebruiken van Hollywood, om zijn carrière te
redden. En met succes: in Amerika lusten ze er wel pap van, met
overweldigend positieve recensies en, op het moment van schrijven,
zeven Oscarnominaties. Dat betekent sowieso dat ‘The Fighter’ nu al
een triomf is voor iedereen die erbij betrokken was. Behalve voor
zeurpieten zoals ik, die wel hielden van David O’Russell de
amokmaker. David O’Russell de lastige, maar eindeloos vindingrijke
filmmaker. En die het jammer vinden dat hij nu zo’n
oerconventionele “geef mij prijzen”-film heeft gemaakt, die nergens
verrast en nergens de persoonlijkheid van de regisseur
verraadt.
Het waargebeurde verhaal draait rond Micky Ward (Mark Wahlberg),
een beloftevolle bokser die afkomstig is uit een white
trash familie. Hij heeft zeven zusters, die zich roepnamen
laten welgevallen als “Red Dog” en “Beaver”, en allemaal
quasi-identieke, zwaartekracht tartende kapsels hebben. Zijn
halfbroer Dicky (Christian Bale) stond zelf ooit in de ring, maar
is intussen afgezakt in de marginaliteit: hij zit aan de crack en
moet regelmatig een nachtje logeren bij de politie. Dicky dient
bovendien als trainer voor Micky, wat misschien verklaart waarom
diens carrière niet meteen een hoge vlucht neemt. Maar daar komt
verandering in wanneer Micky kennis maakt met Charlene (een
uitstekende Amy Adams), een grofgebekte serveerster die weet wat
goed is voor hem. Met een nieuwe entourage begint Micky aan een
zwaar trainingsparcours, dat hem de ene overwinning na de andere
oplevert. Maar uiteindelijk moet hij toch vrede zien te vinden met
zijn familie.
Gebaseerd op ware feiten of niet, er zijn maar weinig filmfans
die dat verhaal al niet een keer of twintig gehoord hebben.
Iedereen vergelijkt steeds met ‘The Wrestler’, maar ga terug naar
‘Rocky’, ‘Cinderella Man’ of eender welke andere sportfilm waarin
een underdog toch hogerop weet te komen, en je zult in
essentie exact dezelfde prent zien. Wat niet wil zeggen dat ‘The
Fighter’ niet weet te boeien – er zit energie in de film en je
hoeft je 115 minuten lang niet te vervelen. Maar er is ook niets
aan het verhaal dat ‘The Fighter’ doet opvallen in die lange rij
aan genregenoten. Of het moest al de twijfelachtige manier zijn
waarop de vrouwen geportretteerd worden. Charlene wordt afgebeeld
als een sterke dame die van niemand iets pikt, maar voor het
overige is ze weinig meer dan de typische vrouw-aan-de-zijlijn. Je
zit bijna te wachten tot Stand By Your Man op de
soundtrack komt. En dat is dan nog een droomrol vergeleken met de
andere leden van het zwakke geslacht. De zeven zussen dienen hier
als een soort van kakelend Griek koor, dat niets anders doet dat
venijnige opmerkingen spuwen. De moeder van Micky en Dicky (wat een
combinatie van namen, trouwens) kan overigens gerust naast haar
dochters gaan zitten: een kettingrokende bulldozer van een wijf
(gespeeld door de geweldige Melissa Leo, die veel geweldiger was in
‘Frozen River’ een jaar of twee geleden) die verwacht dat iedereen
voor haar springt, of anders begint ze met potten en pannen te
smijten. De enige andere dame in het gezelschap is Micky’s
ex-vrouw, die de hele film lang geen woord zegt of het is een
verwijt dan wel belediging aan zijn adres. In tegenstelling
daartegen staat Micky’s minzame vader, zijn sympathieke nieuwe
coach en zelfs de nieuwe echtgenoot van zijn ex-vrouw, die veel
redelijker met hem kan praten dan zijzelf. Misogynie? Goh, dat is
een groot woord waarmee je voorzichtig moet zijn. Maar het is wel
een feit dat er geen enkele goed ontwikkelde vrouwenrol in de film
zit – op Amy Adams na, krijgen ze allemaal negatieve clichés te
spelen. Adams zelf krijgt een positief cliché.
Christian Bale krijgt veel lof toegeworpen voor zijn rol als
Dicky de junkie – hij speelde weer een twintigtal kilo kwijt en
meer dan ooit tevoren staat hij zich in elke scène zichtbaar te
geven. Zijn hele vertolking is opgetrokken uit tics en theatrale
bewegingen. Zodra Bale een scène binnenwandelt, kijk je naar
niemand anders meer, maar ik ben niet zo zeker of dat wel een
compliment is. Tenslotte is hij ook constant nadrukkelijk aan het
performen, om aandacht aan het vragen. Een goed acteur kan
ook luisteren naar zijn tegenspelers. Acteren is reageren, u kent
het cliché wel. Christian Bale moet er niks van weten – deze man
wil een Oscar, en hij laat het weten tijdens elke seconde op dat
scherm. Dan liever Mark Wahlberg, die veel meer ingetogen speelt,
maar juist daardoor een sterkere indruk maakt. Hij staat zich niet
constant uit te sloven, maar bouwt geleidelijk aan zijn personage
op, met een vertolking die – stel je voor – subtiliteit bevat. Amy
Adams is wel bijzonder sterk, in een rol die opnieuw een aspect van
haar persoonlijkheid belicht die ik nog niet had gezien. Het
prinsesje uit ‘Enchanted’ en de schuchtere non uit ‘Doubt’ zijn
hier ver weg. Adams speelt Charlene met een gehardheid die perfect
geloofwaardig is.
Gooi daar nog wat onverschillig in beeld gebrachte
gevechtsscènes bovenop (de camera blijft grotendeels aan de
zijlijn, zodat je het gevoel van een tv-reportage krijgt), en je
hebt ‘The Fighter’. Een onderhoudende film, maar dan wel één waar
geen greintje inspiratie in terug te vinden valt, die heel vreemde
standpunten inneemt tegenover vrouwen en de acteurs vrij laat om –
als ze niet uitkijken – hun ergste instincten te volgen. David
O’Russell, wil je alsjeblieft gewoon terug een arrogante klootzak
worden die zijn acteurs verrot scheldt? Zolang je ondertussen maar
weer goeie films draait.