Als er één evolutie van de laatste tien jaar is die als “historisch” mag worden beschouwd, dan is het wel de min of meer algemene acceptatie van noise als toegankelijke muziek. Noise kan mooi zijn, noise kan dansbaar zijn, en noise kan je vooral overrompelen… Fuck Buttons bewees het allemaal op Pukkelpop.
Eigenlijk is het een geweldige idee om melodie te gaan zoeken in plaatsen waar die niet te vinden is. In de statische hum van een elektrisch apparaat dat staat te zoemen, in het vaag gerommel van straatwerkers verderop in de straat, in de ruis tussen twee zenders op de radio; mits de juiste manipulatie kan ook dat soort geluid muziek zijn. En niemand is er beter in dan Fuck Buttons om dat te bewijzen.
Op Pukkelpop was dat niet anders dan op andere concerten van de groep. Over een tafel vol elektronica gebogen, scheppen Andrew Hung en Benjamin John Power een wereld waarin het ruist en kraakt en bibbert, maar waarin altijd melodie te ontdekken is. Het duo neemt een volle Chateau mee in een geluidswolk die steeds verder uitdijt, steeds zwaarder wordt.
Elk schuifje distortion dat op het podium wordt opengeschoven, wordt in de zaal op gejuich onthaald, elke nieuwe beat bouwt verder op de vorige. Het is laagjesmuziek waar geen eind aan komt; het stuwt, het drijft vooruit, bouwt almaar op naar een climax die niet echt komt. Het dijt gewoon langzaam weg als de tijd er op zit. En dat is goed. Dit draait immers niet om de eenmalige ontlading, maar om de niet aflatende opbouw. Om de vloed die het publiek omwentelt en meesleurt; een windhoos in slow motion.
Na zo’n optreden wordt de stilte die indaalt bijna tastbaar. Dit is zo overrompelend dat even niets anders meer bestaat. Het geluid op de elvendertig andere podia verdwijnt in de achtergrond. Muziek is geen competitie, en in quoteringen en rangordes geloven we bij goddeau niet, maar: misschien was dit wel het sterkste concert van Pukkelpop.