
Liefdesverdriet is uiteraard incontournable, maar daarna lijken
dood en verlies wel de voornaamste katalysatoren van creativiteit.
Sterfgevallen binnen de familie van een bandlid betekenen dan ook
allerminst een rigor mortis van de muzikale output. Dat bewees
Arcade Fire al met ‘Funeral’ en nu is het de beurt aan Port
O’Brien. Tijdens de opnames van ‘Threadbare’ overleed de broer van
zangeres Cambria Goodwin, en diens dood is voelbaar in elke noot
van de opvolger van ‘All We
Could Do Was Sing‘. Het resultaat is een louterend post mortem
waarop leven en dood aan het hofdansen slaan én een nieuwe (en
bloedmooie) muzikale koers voor deze getalenteerde band.
‘Threadbare’ verschilt namelijk aanzienlijk van z’n voorganger. Op
‘All We Could Do Was Sing’ speelden de Amerikanen een vurige en
passionele variant van countryfolk, een genre dat eerder met
breekbaarheid en verstilling geassocieerd wordt. Op deze nieuwe
plaat beantwoordt Port O’Brien echter veel meer aan het stereotiepe
beeld van melancholische ruithemden. Er wordt niet langer Arcade
Fire-gewijs van de toonladder getuimeld, en chaos ruimt plaats voor
harmonie. Let wel: het heilige vuur is allerminst verdwenen bij
Port O’Brien. Hun vlam wordt nu gewoon bewaard onder een glazen
stolp, met een elegische en helende gloed als resultaat.
De songs stuiterballen niet langer door de woonkamer. Op
‘Threadbare’ vormen ze een harmonieus geheel dat zacht de ziel
binnenvloeit. Het is dan ook niet toevallig dat hetzelfde nummer de
plaat opent en afsluit. In ‘High Without The Hope’ klinkt Cambria
Goodwin als een rouwende engel en haar worsteling met de dood maakt
de cirkel van deze plaat rond. ‘In The Meantime’ en het titelnummer
zijn zo mogelijk nog fraaiere staaltjes verstilde schoonheid. Elke
zanglijn lijkt een laatste adem en de pastorale folkweides van
‘Threadbare’ voelen aan als de eeuwige jachtvelden.
Toch maakt Port O’Brien geen mistroostige chrysantenmuziek. Ok,
rouw is het overheersende thema en de strijkers plengen menige
traan, maar ‘Threadbare’ is meer dan een muzikaal doodsprentje. Hoe
dat komt? Door de stevige harteklop van de wisselwerking tussen
Goodwin en Van Pierszalowski! Zij vormen de tandem van Port O’Brien
en nemen op deze plaat om beurten de zanglijnen voor hun rekening.
Op die manier wordt ‘Threadbare’ ook een ode aan het leven. Luister
maar naar de half aangeschoten meezinger ‘Oslo Campfire’ waarmee
Pierszalowski de plaat uit de poel van tristesse sleurt. Ook in ‘My
Will Is Good’ en ‘Sour Milk / Salt Water’ schemert overduidelijk
hoop aan de einder.
En zo manifesteert ‘Threadbare’ zich als de ultieme vorm van
psychotherapie, zowel voor de band als voor de luisteraar. Port
O’Brien verwerkt z’n verdriet op deze plaat, maar de
zielsverlichtende schoonheid van de plaat temt ook de demonen in
het hoofd van de luisteraar. Net als de lichtjes fantastische
HBO-reeks ‘Six Feet
Under‘ illustreert deze plaat namelijk dat de dood een deel van
het leven is. En geen song waarin dat besef sterker vervat zit dan
‘Tree Bones’, een dartele song die niet vecht tegen de treurende
cello’s op het eind, maar zich gewillig laat meedrijven.
Speelde op ‘All We Could Do Was Sing’ de zilte zeewind nog door de
haren, dan baadt ‘Threadbare’ in de warme gloed van een living met
haardvuur en dubbele beglazing. Port O’Brien heeft dan ook de
juiste plaat op het juiste moment gemaakt. ‘Threadbare’ is de
ultieme soundtrack voor het verkleuren van de bladeren en het kalen
van de bomen. Mocht het na hun vorige plaat nog niet duidelijk
zijn: deze band is een blijver!
Port O’Brien speelt op 20 november in de Rotonde van de
Botanique (Brussel).