Na de getekende figuurtjes van zijn debuut gebruikt The Boy Least Likely To op zijn nieuw album een met rode wol gebreide mascotte. Een teken van nog meer gekheid op een stokje? Met in ons achterhoofd de gedachte dat zijn debuut bijna hetzelfde effect teweegbracht als snuisteren in ons jeugdalbum (weliswaar zonder genante babyfoto’s) zeggen we dan: laat de Duplo’s en hobbelpaardjes terug aanrukken!
Voorlopig blijft het voor ons een raadsel waarom het in 2005 verschenen debuut Best Party Ever niet meer aandacht heeft gekregen. Voor pakweg C86-liefhebbers van weleer leek het niet meer dan prima voer te zijn; net zoals grote broertjes Belle & Sebastian en apostelen bezit The Boy Least Likely To immers ook diezelfde speelse innovatie, zij het muzikaal dan minder grotesk. Best Party Ever bewees inderdaad al dat het Londense duo Peter Hobbs en Jamie Johnston onverwijld tot de zachte eitjes van de rockmuziek mogen worden gerekend. Voor vreugdekreetjes bijvoorbeeld zorgden vooral de mix van banjo, viool, synthesizer en xylofoon, maar de kinderlijke onbezorgdheid bereikte pas zijn hoogtepunt in "I’m Glad I Hitched My Apple Wagon To Your Star", een fantastisch nummer dat we nog steeds niet goed vatten. (Appelwagentje? Qué?)
Vier jaar later heeft The Boy Least Likely To eindelijk zijn tweede plaat uitgebracht. In even veel jaren tijd is het in principe mogelijk om meteen een puberteit door te geraken, maar op deze plaat geen teken van eindelijk volwassen zijn. The Boy Least Likely To blijft steken waar ze met Best Party Ever begonnen waren en dat is een lieflijkheid die toelaat weer een kind onder volwassenen te zijn. Nochtans raakt opener "Saddle Up" het gehekelde onderwerp eventjes aan: "And I didn’t want to grow up/But I was just so afraid of being left behind by everyone". Wat daarna volgt zijn zowel kleine als grote avonturen uit de kinderwereld van Hobbs en Johnston: van medelijden met een ballon ("I know I look shiny and bouncy but I’m all empty inside" uit "A Balloon On A Broken String") tot het maken van een robot ("The Boy Least Likely To Is A Machine").
Hoewel die avonturen op hun debuut bij wijze van spreken beperkt bleven tot eigen slaapkamermuren, wordt nu een extraverte, wereldse omgeving opgetrokken. Heel vaak worden de nummers daardoor wat pessimistischer, zoals "The Worm Forgives The Plough" dat met enkel een akoestische gitaar en vogelgeluiden een behoorlijk kaal nummer over het milieu blijkt te zijn. Dat is ook het geval bij "Stringing Up Conkers" ("There is no point in doing anything at all/But I still want to change the world in whatever little way I can") en "The Nature Of The Boy Least Likely To", die jammer genoeg gewoonweg minder gek klinken. Het zijn dan ook nummers als "Every Goliath Has Its David" en "When Life Gives Me Lemons I Make Lemonade" die de gedrevenheid weer in de plaat stoppen en opnieuw de link leggen naar het debuut.
Eigenlijk zou de titel The Law Of The Playground vrij letterlijk mogen worden genomen; Hobbs en Johnston leren ons, in geval van vergetelheid, het kinderspel terug aan. Dat lukt helaas niet zo goed als op hun debuut, maar toch ontbreekt het op deze plaat niet aan uitbundigheid. Ook hun tweede album blijft dus een houding veronderstellen van terugkeer naar een tijd van korte broeken, geschaafde knieën, snotvinken en een ongeremde verbeelding. Nu rest enkel nog de vraag of die terugkeer kan blijven duren op hun derde album. Benieuwd.