Sanjuro




Akira Kurosawa heeft wellicht nooit een film zozeer uit louter
financiĆ«le overwegingen gemaakt als ‘Sanjuro’. Zijn samoerai-epos
‘Yojimbo’ werd in
1961 een fenomenaal succes, en de producerende studio vroeg hem dan
ook al gauw om een vervolg te draaien. Kurosawa twijfelde niet, en
hoewel het natuurlijk erg verleidelijk is om te geloven dat hij
daar ernstige artistieke motivaties voor had, is het allicht
realistischer om te zeggen dat hij het simpelweg voor de poen deed.
Niet dat dat afbreuk doet aan de film: ‘Sanjuro’ is, samen met
‘The Hidden
Fortress’
, Ć©Ć©n van zijn luchtigste en minst intellectuele
films, maar het is superieur escapisme. Heel vaak grappig, soms
spannend en met hier en daar dan toch een interessant inhoudelijk
ideetje.

Toshiro Mifune amuseert zich opnieuw kostelijk als Sanjuro, een
samoerai zonder meester (ofwel “ronin”) die ditmaal terechtkomt bij
een groepje van negen jonge, naĆÆeve collega-samoerai. De negen
jonge kerels hebben schrik dat Mutsuta, de kamerheer van hun clan,
zwaar aan het frauderen is gegaan en ze zoeken steun bij Kikui, de
schout. Maar Sanjuro weet het uiteraard beter: Kikui is degene die
plannen smeedt om het clanhoofd van z’n troon te stoten, terwijl
Mutsuta enkel de beste bedoelingen heeft. “De kamerheer is een
lelijke vent, zeker?,” vraagt Sanjuro aan de samoerai. “Terwijl
Kikui er goed uitziet en het goed kan uitleggen? Daar kun je niet
uit afleiden of iemand trouw is of niet.” Waarmee we de boodschap
van de film meteen met de paplepel hebben binnengekregen: je mag
nooit op het uiterlijk afgaan. Waarvan akte.

Tijdens de rest van de film zien we hoe Sanjuro een strategie
uitdoktert om Kikui te slim af te zijn, terwijl de negen samoerai
als stuntelende kinderen achter hem aanlopen. De basisdynamiek
tussen de personages is dat Ć©Ć©n van de samoerai een volstrekt
idioot idee krijgt, dat alle anderen met veel enthousiasme
ogenblikkelijk willen beginnen uitvoeren, waarna Sanjuro eens
rustig gromt dat ze allemaal debielen zijn en hen uitlegt wat ze
wƩl moeten doen. Het is uit die wisselwerking dat de film zijn
humor haalt. Humor die lang niet zo duister is als die in ‘Yojimbo’ (‘Sanjuro’ is
in het algemeen een veel minder edgy film), maar die wel
werkt op het ietwat bravere, meer conventionele plan waarop de film
zich afspeelt.

Hoewel zowel ‘Yojimbo’ als ‘Sanjuro’
een breuk met genreconventies betekenden. De doorsnee samoeraifilm
bracht in die tijd bijna zonder uitzondering eerbetoon aan de
traditionele visie op de samoerai. Een samoerai was een
plichtsbewuste, eervolle man die zou sterven voor zijn heer en
leefde volgens strikte normen van onzelfzuchtigheid en morele
reinheid. En dan krijg je Toshiro Mifune binnen: een samoerai
zonder heer, die continu loopt te geeuwen en te krabben, die vecht
voor voedsel, onderdak en geld en die – voor zover dat af te leiden
valt aan de reacties van de andere personages – blijkbaar een
weinig verheven taal gebruikt. Sanjuro is alles wat een samoerai
niĆ©t hoort te zijn, maar in ‘Yojimbo’ was hij wel
zowat het enige morele personage in een totaal gecorrumpeerd
dorpje. ‘Sanjuro’ is een minder cynische film, en we krijgen dan
ook een klassieke onderverdeling tussen “de goeien” en “de
slechten”. Maar het blijft wel duidelijk dat die gerateerde
samoerai heel wat slimmer en bekwamer is dan de negen rechtschapen,
goed bedoelende maar o zo naĆÆeve schapen die hij onder zijn hoede
neemt. In een traditionele samoeraifilm zouden de negen
clansamoerai de helden zijn geweest. Hier verwringt Kurosawa die
tradities en legt hij de heldenrol juist bij een personage dat
helemaal tegen dat conventionele beeld ingaat.

Die tegenstelling brengt hij ook visueel tot uitdrukking, door
de negen samoerai continu in strakke patronen te plaatsen: ze
zitten op een rijtje, in een cirkel of in paren tegenover elkaar,
maar ze zijn altijd erg bewust en mathematisch in beeld gebracht.
Sanjuro, als enkeling, beweegt zich daarentegen losjes door hen
heen, waarmee visueel wordt benadrukt dat hij apart van hen staat,
dat hij ver verwijderd is van de groepsmentaliteit en de kuddegeest
van de anderen. Zoals steeds, benut Kurosawa elke centimeter van
zijn scherm om prachtige composities te tonen: hij gebruikt –
opnieuw, geheel volgens gewoonte – een telefotolens, zodat hij zijn
camera een heel eind van de acteurs weg kan plaatsen en toch
close-ups kan nemen. Zo’n lens geeft ook een vervlakking van het
beeld: je kunt twee acteurs meters uit elkaar zetten, maar het
lijkt alsof ze vlakbij elkaar staan. De regisseur heeft die
techniek eigenlijk zowat z’n hele carriĆØre lang gebruikt om actie
mee te filmen – bepaalde shots van Toshiro Mifune die door het
duistere bos rijdt in ‘Throne of Blood’ zijn
goeie voorbeelden – maar hier krijg je echt enkele pareltjes te
zien: een shot tijdens de eerste actiescĆØne, waarin Mifune vier of
vijf tegenstanders tegelijk uit de hut van de samoerai kiepert, is
ronduit magnifiek. Kurosawa filmt van achter de rug van Mifune, de
slechteriken komen aangelopen en Mifune gaat tegen hen in. In de
praktijk waren ze waarschijnlijk nog een meter van elkaar
verwijderd, maar door Kurosawa’s gebruik van een telelens krijgen
we een erg dynamische, energieke indruk. Truken van de foor, noemen
ze dat dan.

Mifune voelde zich zelden beter in z’n vel dan in zijn rol van
ruftende samoerai. Hij trekt constant een geƫrgerde smoel, alsof
hij net wakker is en liever wilt dat iedereen hem met rust laat en
enig respect voor de sociale rangorde is hem vreemd. Mifune beweegt
zich over het scherm als een olifant in een porseleinwinkel; elke
stap die hij zet straalt uit: “Pas op, want hier ben ik, iedereen
uit de weg.” Mifune was altijd al de man van het charisma, meer dan
van de diepgang, en voor dit soort film werkt dat perfect.

Uiteindelijk is ‘Sanjuro’ een avonturenfilm, die maar weinig
claim legt op diepzinnige ideeĆ«n (net als ‘Yojimbo’). De blik op de
samoerai is origineel en de wijze les dat je mensen niet mag
afrekenen op hun looks hebben we natuurlijk allemaal in ons boekje
genoteerd, maar verder is dit vooral fun. Technisch
perfect in elkaar gestoken, ongegeneerde fun.

7
Met:
Toshiro Mifune, Tatsuya Nakadai, Masao Shimizu, Takako Irie
Regie:
Akira Kurosawa
Duur:
96 min.
1962
Japan
Scenario:
Ryuzo Kikushima, Akira Kurosawa, Hideo Oguni

verwant

De fetisj 50 – Enola’s 50 beste acteerprestaties (2)

De leukste discussies zijn degene die je nooit kan...

1941

In februari 1942, slechts drie maanden nadat de Japanners...

The Human Condition

In een tijdperk waarin marketing vaak vooraf gaat aan...

Dreams

Zijn hele carriĆØre lang was Akira Kurosawa op z'n...

Kagemusha

162 min. (180 min. director's cut) / Japan / 1980 De...

aanraders

Drive-Away Dolls

Nadat ze decennialang als tandem de filmwereld verrijkten met...

Dream Scenario

ā€˜Nicolas Cage is de enige acteur sinds Marlon Brando...

Evil Does Not Exist (Aku wa sonzai shinai)

Films zijn doorgaans gebaseerd op een sterk verhaal, of...

Civil War

Nog voordat iemand de film gezien had, veroorzaakte Alex...

La Chimera

De in Toscane geboren scenariste/regisseuse Alice Rohrwacher vestigde op...

recent

Back to Black

De titel van Sam Taylor-Johnsons jongste film verwijst naar...

Salem

De 'mean streets' van Marseille vormden al eerder het...

Stake :: ”Ik zie ons nog wel doorgaan tot we baarden hebben als ZZ Top”

We hebben het met de manager gecheckt: bedoelde hij...

Roncha :: Fleecedekentje Thuglife

Berichtje aan alle rappers van Belgiƫ: goed bezig. Onze...

The Gentlemen – Seizoen 1

De serie The Gentlemen was een paar jaar geleden...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in